Inkomen en bedrijfsomvang - Varkenshouderij |
Schaalgrootte en inkomen varkensbedrijven
|
1-11-2018
|
Tussen 2000 en 2017 is het aandeel bedrijven met minder dan 500 vleesvarkens gedaald van 67% naar 38%. Het aandeel grotere vleesvarkensbedrijven (>3.000 stuks) bedraagt 16%, goed voor bijna 55% van het totaal aantal vleesvarkens. Voor zeugenbedrijven geldt een vergelijkbaar beeld. Momenteel zijn de grote zeugenbedrijven (>600 zeugen) goed voor meer dan 60% van de varkenspopulatie. De groep grootste varkensbedrijven (>6.000 omgerekende varkens) produceren efficiƫnter en tegen lagere kosten. Hierdoor behalen deze bedrijven gemiddeld betere economische resultaten. Ook in de varkenshouderij zijn de bedrijven die gemiddeld in staat zijn om een marktconforme beloning voor de inzet van eigen arbeid en kapitaal te behalen van bovengemiddelde omvang. Echter, de inkomensspreiding binnen grootteklassen is groot en stijgt bij een toenemende bedrijfsomvang.
|
1 omgerekend varken = het aantal dieren waarbij alle varkens zijn omgerekend naar vleesvarkens op basis van voerverbruik; 1 fokbeer = 1,60 omgerekend varken, 1 fokzeug = 2,2 omgerekend varken, 1 opfokzeug = 1 omgerekend varken, 1 vleesvarken = 1 omgerekend varken.
Structuur In 2017 waren er 3.550 bedrijven met vleesvarkens in Nederland (Landbouwtelling CBS). Dit is een daling ten opzichte van 2010 en 2000 van respectievelijk 40% en 72%. Tussen 2000 en 2017 is het aandeel bedrijven met minder dan 500 vleesvarkens gedaald van 67% naar 38%. In dezelfde periode nam het aandeel bedrijven met meer dan 3.000 vleesvarkens toe van 1% naar 16%. Deze groep houdt bijna 55% van de totaal 5,6 mln. vleesvarkens in Nederland. Voor zeugenbedrijven geldt een vergelijkbaar beeld qua structuurontwikkeling. In 2017 telde 28% van de bedrijven meer dan 600 fokzeugen. Deze groep bedrijven huisvestte 63% van het totaal aantal fokzeugen op zeugenbedrijven.
Bedrijfsresultaat Binnen het Bedrijveninformatienet worden in de varkenshouderij drie bedrijfstypen onderscheiden: vleesvarkens-, zeugen- en gesloten varkensbedrijven. Om voor de totale groep varkensbedrijven uitspraken te doen over de relatie tussen schaalgrootte en bedrijfsresultaat zijn de verschillende soorten varkens uitgedrukt en ingedeeld op basis van de eenheid omgerekende varkens.
De groep grootste varkensbedrijven (klasse 5, >6.000 omgerekende varkens) behaalt gemiddeld de beste economische resultaten. Met de inzet van 100 euro aan kosten, inclusief de berekende kosten voor de inzet van eigen arbeid en kapitaal, wordt op deze grotere bedrijven gemiddeld 105 euro aan opbrengsten, voornamelijk uit landbouwproducten, behaald in de periode 2014-2016. Hierbij is er een meer dan marktconforme beloning voor de inzet van eigen arbeid en kapitaal. Dit is vooral te danken aan lagere kosten per omgerekend varken. De gemiddelde opbrengsten per omgerekende varkens liggen in deze groep bedrijven namelijk het laagst van alle klassen.
De arbeid op de grootste bedrijven wordt efficiƫnter ingezet (1,17 uur per omgerekend varken). Die inzet wordt voor 70% door betaalde krachten geleverd. Vaak gaat dit om bedrijven met meerdere productielocaties. De langlopende schulden per omgerekend varken zijn lager dan gemiddeld voor alle bedrijven. De solvabiliteit blijft met 40% achter, wat deze bedrijven enigszins financieel kwetsbaar maakt.
De bedrijven uit klasse 1 (<1.500 omgerekende varkens) worden gerund door iets meer dan Ć©Ć©n ondernemer zonder betaalde krachten. Het aandeel vleesvarkens in omgerekende varkens is een stuk lager dan in de andere klassen. Gemiddeld wordt er in deze groep bijna 14.000 euro verdiend, maar bij 20% van de bedrijven gaat het inkomen meer dan 20.000 euro in de min. De rentabiliteit blijft steken op 87%, wat inhoudt dat de arbeid van de ondernemer en de inzet van zijn vermogen niet marktconform worden beloond. Omdat de opbrengsten in de jaren 2014-2016 wel hoger zijn dan de betaalde kosten is er geen direct gevaar voor de continuĆÆteit. De solvabiliteit van 70% is hoog binnen de sector.
De relatie tussen grotere bedrijfsomvang en hogere inkomens wordt binnen de varkenshouderij verstoord door de resultaten van de bedrijven in klasse 4 (4.500-6.000 omgerekende varkens). Het gemiddelde inkomen uit bedrijf per onbetaalde aje van 15.000 euro is maar een fractie hoger dan de groep kleinste bedrijven. In vergelijking met de groep kleinste bedrijven is het aandeel vleesvarkens in deze groep een stuk hoger. Deze groep maakt voor meer dan de helft gebruik van betaalde arbeid, wat mede zorgt voor gemiddeld hogere betaalde kosten per omgerekend varken. Op deze bedrijven zijn ook de financieringslasten het hoogst en de solvabiliteit het laagst. Het grotere aandeel betaalde kosten maakt deze groep bedrijven financieel kwetsbaar. Berekende kosten worden niet daadwerkelijk uitgegeven, waardoor eigen arbeid en kapitaal voor een buffer zorgen en daarmee een lagere kwetsbaarheid.
Resultaat varkensbedrijven naar grootteklasse, gemiddeld per bedrijf, 2014-2016 |
Bedrijfsopzet (omgerekende varkens) | | <1.500 | 1.500-3.000 | 3.000-4.500 | 4.500-6.000 | >6.000 | Aantal bedrijven (aandeel per klasse in %) | 2.990 | 46 | 29 | 8 | 9 | 9 | Aantal omgerekende varkens | 2.460 | 770 | 2.150 | 3.670 | 5.130 | 8.595 | Aantal fokzeugen | 320 | 150 | 280 | 390 | 550 | 1.055 | Aantal vleesvarkens | 1.670 | 410 | 1.490 | 2.650 | 3.710 | 5.930 | Aandeel vleesvarkens in omgerekende varkens | 68 | 54 | 69 | 72 | 72 | 69 | Areaal (ha) | 10 | 7 | 12 | 15 | 15 | 14 | Standaardopbrengst (x 1.000 euro) per ha | 82,1 | 42,5 | 63,5 | 83,7 | 109,8 | 211,8 | Arbeidsinzet (aantal arbeidsjaareenheden) | 2 | 1,2 | 1,8 | 2,5 | 3,2 | 4,6 | w.v. onbetaalde aje | 1,3 | 1,1 | 1,4 | 1,7 | 1,5 | 1,4 | Arbeidsinzet (aantal volwaardige uren) | 4.440 | 2.810 | 4.110 | 5.710 | 7.270 | 10.080 | Idem in uren per omgerekend varken | 1,8 | 3,7 | 1,9 | 1,6 | 1,4 | 1,2 | SVC per aje (x 1.000 euro) a) | 52,6 | 32,8 | 52,9 | 58 | 60,5 | 72 | Economisch resultaat (in euro) | | | | | | | Totale opbrengsten | 897.000 | 315.800 | 792.200 | 1.336.100 | 1.805.200 | 2.976.200 | landbouwproducten (%) | 97 | 94 | 98 | 97 | 98 | 99 | subsidies (%) | 1 | 1 | 1 | 1 | 0 | 0 | overig (%) | 2 | 5 | 2 | 2 | 1 | 1 | Opbrengsten per omgerekend varken | 364 | 412 | 369 | 364 | 352 | 346 | Totale betaalde kosten | 852.400 | 299.000 | 762.900 | 1.244.000 | 1.781.300 | 2.757.400 | Kosten per omgerekend varken | 346 | 391 | 355 | 339 | 347 | 321 | Inkomen uit bedrijf, per onbetaalde aje | 31.800 | 13.700 | 19.300 | 55.100 | 15.800 | 140.200 | idem, P20 | -23.100 | -21.600 | -17.800 | na | na | na | idem, P80 | 78.000 | 40.000 | 60.500 | na | na | na | Inkomen in % van opbrengsten | 5 | 5 | 3 | 7 | 1 | 7 | Inkomen uit bedrijf per omgerekend varken | 17 | 20 | 13 | 25 | 5 | 23 | Solvabiliteit (%) | 59 | 70 | 56 | 50 | 38 | 40 | Langlopende schulden per omgerekend varken | 406 | 428 | 391 | 385 | 442 | 396 |
|