8.1 Inleiding
De afgelopen jaren hebben verschillende crises, zoals de coronapandemie en de Russische invasie in Oekraïne, geleid tot hernieuwde aandacht voor afhankelijkheden binnen internationale handelsketens. Deze gebeurtenissen legden bloot hoe kwetsbaar samenlevingen kunnen zijn wanneer onverwachte verstoringen optreden in de aanvoer van (plots) essentiële goederen, zoals mondkapjes of aardgas (Europese Commissie, 2021). Waar het debat over importafhankelijkheden vaak gericht is op niet-agrarische producten, richt dit katern zich specifiek op de Nederlandse landbouwimport.
Importafhankelijkheid hoeft echter geen probleem te zijn. Wederzijdse afhankelijkheden worden ook wel gezien als de hoeksteen van een mondiaal handelssysteem, waardoor specialisatie kan optreden, innovatie wordt gestimuleerd, producten toegankelijk blijven, wetenschappelijke kennis circuleert en welvaart en koopkracht toenemen (Ministerie van EZK, 2023). Het is daarom goed om een onderscheid te maken tussen verschillende gradaties van importafhankelijkheid. Daarbij gaan we uit van de definities zoals bepaald in de brief ‘Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden’ (Ministerie van EZK, 2023). In deze brief worden de volgende afhankelijkheden genoemd:
I. Algemene importafhankelijkheid: we importeren relatief veel van een product (of dienst of technologie) ten opzichte van de binnenlandse productie en de invoer is afkomstig van een beperkt aantal landen van buiten de EU. De afhankelijkheid kan direct en indirect (import via derde landen) zijn.
II. Strategische importafhankelijkheid: een afhankelijkheid is strategisch wanneer het betreffende product (of dienst of technologie) cruciaal is voor het borgen van belangen van Nederland of de EU, een risico vormt voor het continueren van vitale processen, of derden toegang geeft tot gevoelige informatie.
III. Risicovolle strategische importafhankelijkheid: een strategische afhankelijkheid is risicovol bij een hoog risico op leveringsonderbrekingen en dan gaat het om de mate van marktconcentratie, de mogelijkheid tot substitutie, de aard van de betrekkingen met het land waarvan we afhankelijk zijn en de mate van wederzijdse afhankelijkheid.
De analyse van deze publicatie gaat over categorie I (en niet over categorie II en III) waarbij wordt gekeken naar de mate van algemene afhankelijkheid van een beperkt aantal landen buiten de EU. Er wordt daarbij enkel gekeken naar de directe import en er wordt geen vergelijking gemaakt met de binnenlandse productie. Verder onderzoek is nodig om te weten te komen in hoeverre sprake is van (risicovolle) strategische afhankelijkheden (categorie II en III) als het gaat over de Nederlandse landbouwimport.
Deze publicatie over agrarische importafhankelijkheid sluit aan bij een reeks studies over Nederlandse en Europese afhankelijkheden. Eerdere onderzoeken belichtten de afhankelijkheid van landen als Rusland, China en de VS (Cremers et al., 2019; Aerts et al., 2020), strategische ketenafhankelijkheden voor de Nederlandse economie (Bastein et al., 2023), afhankelijkheden van kritieke grondstoffen (Bohn et al., 2023) en afhankelijkheden in toeleveringsketens in belangrijke sectoren (Lemmers et al., 2023). Instellingen zoals de Algemene Rekenkamer, het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCCS), en SEO hebben daarnaast belangrijke bijdragen geleverd, bijvoorbeeld via de Geo-Economische Monitor (Bijlsma et al., 2022). Op Europees niveau heeft de AGRI-commissie strategische afhankelijkheden van het voedselsysteem in kaart gebracht (Loi et al., 2024).