Editie 2025 - Bestemming en herkomst van de Nederlandse handel in landbouwgoederen

Laatste update: 13 januari 2025

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk voegt een geografische dimensie toe aan de macro-economische cijfers die in hoofdstuk 2 zijn besproken. De paragrafen 3.2, 3.3 en 3.4 gaan in op de landbouwexport. Paragraaf 3.2 gaat in op de ontwikkelingen van de landbouwexport naar EU, niet-EU en naar de belangrijkste bestemmingen. Paragraaf 3.3 beschouwt de belangrijkste exportbestemmingen na het weglaten van wederuitvoer in de cijfers. Paragraaf 3.4 kijkt naar de verdiensten aan de export naar de belangrijkste bestemmingen. Paragraaf 3.4 en 3.5 gaan in op de invoer van landbouwgoederen. Paragraaf 3.4 beschrijft de belangrijkste herkomstlanden van de import, paragraaf 3.5 gaat in op de bestemming van de import uit de belangrijkste herkomstlanden in de landbouw.

3.2 Exportgroei met name te danken aan EU


In 2024 is de waarde van de export naar EU-landen sterk gegroeid (met 6,5%) en zeer licht naar landen buiten de EU (met 0,6%) (figuur 3.1). Daardoor is het aandeel van de EU in de totale landbouwexport relatief sterk toegenomen van 71,1% in 2023 tot 72,2% in 2024.


In de top-10 exportlanden zijn het VK, de VS en China de enige vertegenwoordigers van buiten de EU; respectievelijk op posities vier, acht en negen. Buurlanden Duitsland en België zijn van oudsher de belangrijkste exportbestemmingen, hun aandeel in de totale export is in 2024 verder toegenomen. De landbouwexport naar Duitsland nam in 2024 toe met 8% tot 32 miljard euro, naar België met 6% tot 16 miljard euro. De buurlanden zijn samen goed voor 37% van de totale Nederlandse landbouwexport, dat is iets meer dan in 2023 (toen ruim 36%). De belangrijkste tien bestemmingen voor de landbouwexport zijn in 2024 goed voor ruim 71% van de totale landbouwexport. De landbouwexport is dus sterk gericht op een beperkt aantal bestemmingen.


Na Duitsland en België zijn Frankrijk (8,5% aandeel in 2024) en het VK (7,3% aandeel) de belangrijkste afnemers van de Nederlandse landbouwexport. De export naar Frankrijk is met 2% toegenomen, maar de export naar het VK is nauwelijks gegroeid, wat mogelijk verband houdt met Brexit (zie verder hoofdstuk 6).


Buiten de top 4 is de landbouwexport naar Polen (met een toename van de waarde met 13%) en de VS relatief sterk (met 9%) toegenomen, terwijl de export naar China (met 12%) juist fors is afgenomen. De posities van de landen binnen de top 10 zijn tussen 2023 en 2024 onveranderd gebleven (figuur 3.2).


In lijn met voorgaande heeft de grootste absolute exportgroei plaatsgevonden bij de export naar Duitsland. Deze komt in 2024 2,5 miljard euro hoger uit dan in 2023 (figuur 3.3). Op de tweede plek komt België (+1 miljard euro) gevolgd door Polen (+0,5 miljard euro), Spanje en de VS (elk +0,3 miljard euro). De vier grootste groeiers voor wat betreft absolute exportwaarde in 2024 zijn EU-landen. De top vijf van landen verklaart samen bijna vier vijfde van de groei van de landbouwexport in 2024.


De export van cacao en cacaobereidingen speelt een belangrijke rol in dit verhaal. De prijs van deze producten is in 2024 enorm gestegen (zie verder hoofdstuk 7) en dat is terug te zien in de ontwikkeling van de exportwaarde. Alle vijf genoemde landen importeren cacao of bereidingen daarvan uit Nederland. Voor België geldt dat 66% van de waardegroei van de import uit Nederland is te danken aan een toegenomen exportwaarde van cacao(bereidingen). Ook voor de export naar Duitsland (63%) of Polen (45%) is het cacao-aandeel in de waardegroei aanzienlijk, dat geldt minder voor de export naar de VS (27%) en Spanje (28%). Andere goederen die opvallen qua exportgroei zijn fruit (met name naar de buurlanden en Polen), bereidingen van groente en fruit (naar Duitsland), sierteelt (met name naar Polen), natuurlijke vetten en oliën (naar België en de VS), vlees (naar Spanje) en dranken (naar de VS).


China (-0,4 miljard euro), Senegal, Finland, Zuid-Afrika en Taiwan (elk minder dan 0,1 miljard euro daling) zijn de landen waarbij de Nederlandse landbouwexport het meest in waarde heeft verloren. Behalve Finland zijn dit allemaal landen buiten de EU. De grote negatieve uitschieter is hier China, vanwege een afname van de exportwaarde met 60% van babymelkpoeder. Verder is er een afname van de export van varkensvlees naar China (daarbij gaat het met name om minder in Europa gewaardeerde delen zoals oren, snuiten en poten), wat 23% van de totale exportafname verklaart. Hiermee wordt voor deze twee producten de trend in de afgelopen jaren voortgezet, wat past in het patroon van China dat de eigen productie van varkensvlees en babymelkpoeder aan het opvoeren is ten koste van onder andere de Nederlandse export. Sinds 2018 heeft de Chinese overheid bijvoorbeeld fors ingezet op een uitbreiding van de eigen zuivelindustrie in het kader van een grotere voedselzekerheid. Tegelijkertijd is de consumptie van zuigelingenmelk afgenomen door een vertragende Chinese economie en minder geboortes (Chu, 2024).


De Chinese afhankelijkheid van varkensvlees van de EU is overigens beperkt: slechts 5% van de totale Chinese consumptie komt uit de EU. Bovendien heeft China onlangs een anti-dumpingonderzoek ingesteld naar de invoer van EU-varkensvlees voor menselijke consumptie, wat negatief kan uitpakken voor de Nederlandse export (Gocsik, 2024).


De afname van de export naar de overige vier handelspartners in de lijst betreft met name aardappelen en groenten (naar Senegal), natuurlijke vetten en oliёn (naar Finland en Zuid-Afrika) en dranken (naar Taiwan en Zuid-Afrika).

Grafiek wordt geladen...
Grafiek wordt geladen...
Grafiek wordt geladen...

3.3 VK derde bestemming zonder wederuitvoer


Eerder is opgemerkt dat Nederland veel meer verdient aan de export van Nederlandse makelij dan aan de wederuitvoer. Om deze reden worden de cijfers van de vorige paragraaf in deze paragraaf weergegeven zonder de wederuitvoer (figuur 3.4). Het beeld blijft echter voor een groot deel ongewijzigd: dezelfde tien bestemmingen komen naar voren en ook de volgorde is vergelijkbaar. Toch zijn er wel wat verschillen. Zo stijgen het VK (van 4 naar 3), China (van 9 naar 8) en de VS (van 8 naar 6) in de rangschikking van de export van landbouwgoederen van Nederlandse makelij. Dit zijn landen waarbij het percentage wederuitvoer in de export relatief gering is: ze liggen namelijk niet in het achterland van Nederland en zijn geen onderdeel van de EU, waardoor het relatief omslachtig en duur is om wederuitvoerstromen naar de VS, het VK of China via Nederland te laten lopen. Er gaan dus relatief veel Nederlandse landbouwproducten naar deze landen. De VS is onder andere de grootste afnemer van Nederlands bier (CBS, 2021). Voor China geldt dat er veel babymelkpoeder en varkensvlees van Nederlandse makelij die kant uitgaan.


De andere kant van de medaille is dat landen waar Nederland relatief veel landbouwproducten naar wederuitvoert in de rangschikking van grootste exportbestemmingen zakken. Dat geldt voor Frankrijk (van 3 naar 4), Spanje (van 6 naar 7) en Polen (van 7 naar 9).


Bij de grootste stijgers en dalers voor wat betreft de absolute ontwikkeling van de export van Nederlandse makelij in 2023 (figuur 3.5) komen dezelfde landen terug die we eerder zagen bij de absolute totale exportontwikkeling (figuur 3.3). Enkel Zuid-Korea staat nu in de lijst in de plaats van Finland. De volgorde van de landen is hier en daar wat anders, maar ook nu staat Duitsland duidelijk bovenaan qua absolute exportgroei. Wel is de absolute toename van de export naar Duitsland een stuk minder zonder wederuitvoer: niet 2,5 miljard euro maar 1,2 miljard. De VS komt nu drie posities hoger uit dan we eerder zagen bij de absolute ontwikkeling van de totale export.

Grafiek wordt geladen...
Grafiek wordt geladen...

3.4 Relatief sterke groei verdiensten bij export naar Spanje


In figuur 3.6 worden de berekende landbouwexportverdiensten van paragraaf 2.5 verdeeld naar land van bestemming. Daarbij zijn enkel cijfers beschikbaar tot en met 2023 (voor 2024 alleen informatie op totaalniveau, zie paragraaf 2.4). De landen in de top 10 van belangrijkste bestemmingen in termen van exportverdiensten zijn dezelfde landen die eerder werden getoond als belangrijkste bestemmingen in termen van exportwaarde (zie figuur 3.2 en 3.4). Aan de export naar Duitsland verdiende Nederland 10,6 miljard euro in 2023, en dat is een toename van 13% in vergelijking met 2021. Ook aan de landbouwexport naar België (5,1 miljard euro), het VK (3,8 miljard) en Frankrijk (3,7 miljard) verdient Nederland relatief veel via de landbouwexport. Op enige afstand volgen de andere zes landen.


In de periode 2021-2023 zijn de verdiensten aan de landbouwexport met bestemming Spanje (op plek 6) procentueel het hardst gestegen, met 42%. Daarbij zijn in de eerste plaats de verdiensten aan de export van de productgroep zuivel en eieren toegenomen, met daarna op enige afstand levende dieren en vlees.


Er is één land in de top 10 waaraan Nederland sinds 2021 minder is gaan verdienen via de export van landbouwgoederen en dat is China, met een afname van 10%. Hier speelt al een tijd de afname van de export van Nederlands babymelkpoeder en varkensvlees naar China (zie ook paragraaf 3.2). Tot 2022 zat hier juist de grootste groei bij de exportverdiensten, maar sinds 2022 is sprake van een kentering met afnemende exportverdiensten.


Verder in de lijst valt op dat na China de export naar het VK het minst is toegenomen, wat mogelijk samenhangt met Brexit (zie verder hoofdstuk 6).


Nederland voert naar al deze bestemmingen veel meer goederen uit dan enkel landbouwgoederen en daarom is het interessant om te kijken naar het landbouwaandeel in de totale Nederlandse goederenexportverdiensten per bestemming. Ook hier springen Spanje en China eruit. De Nederlandse export naar Spanje is meer gaan bouwen op landbouwgoederen sinds 2021 (van 30 tot 34% aandeel), maar bij de export naar China is het tegenovergestelde het geval. Door een groei van de verdiensten aan de export van niet-landbouwgoederen (zoals chipmachines, CBS (2023), maar een afname bij de landbouwgoederen is het aandeel van landbouw in de totale goederenexportverdiensten aan China fors afgenomen, van 30% in 2021 tot 18% in 2023. Ook de Nederlandse verdiensten aan export naar de VS zijn relatief weinig afhankelijk van landbouwgoederen, maar dat was ook al zo in 2021.


Van alle landen in de top 10 van belangrijkste bestemmingen is de export naar het VK het meest agrarisch gekleurd. Er is wel een lichte afname in het landbouwaandeel, van 36% in 2021 tot 35% in 2023.

Grafiek wordt geladen...
Grafiek wordt geladen...

3.5 Sterk herstel import uit Oekraïne


Net als bij de landbouwexport kan ook bij de import een uitsplitsing worden gemaakt tussen EU- en niet-EU-landen als handelsregio’s (figuur 3.8). In tegenstelling tot de ontwikkelingen bij de landbouwexport zien we bij de landbouwimport dat de handel met niet-EU-landen sterk is toegenomen en de handel met EU-landen iets is afgenomen. De EU blijft wel belangrijker als regio van herkomst dan de landen buiten de EU gezamenlijk. De waarde van de import van landbouwgoederen uit de EU is met 1% afgenomen tot 49,7 miljard euro en de import uit andere landen is met 9% toegenomen tot 36,4 miljard euro. Deze ontwikkelingen resulteren in een kleiner aandeel van de EU in de totale landbouwimport van 60,1% in 2023 tot 57,8% in 2024.


De top 10 van belangrijkste leveranciers van landbouwgoederen voor Nederland in 2024 bestaat uit zes EU-landen (Duitsland, België, Frankrijk, Spanje, Polen en Italië) en vier niet-EU-landen: Brazilië, VS, Ivoorkust en Oekraïne (figuur 3.9). De top 8 is qua samenstelling hetzelfde gebleven als in 2023 (met wel het passeren van de VS door Italië), maar de nummers 9 en 10 zijn nieuw. Zo zijn Ivoorkust (van 15 naar 9) en Oekraïne (van 18 naar 10) sterk gestegen, wat ten koste is gegaan van het VK (van 9 naar 11) en China (van 10 naar 12).


Uit Ivoorkust haalt Nederland vrijwel alleen maar cacaobonen en cacaobereidingen, vanwege de fors gestegen prijs in 2024 is de invoerwaarde flink toegenomen (zie verder hoofdstuk 7). De waarde van de import uit Ivoorkust is daarom in een jaar tijd met 65% toegenomen. De import uit Oekraïne is in 2024 sterk hersteld, met 67% ten opzichte van 2023, van een forse dip in de eerste twee jaren van de Russische invasie. Het gaat om een flinke groei bij de import van graan (met name mais), oliehoudende zaden en vruchten, en natuurlijke vetten en oliën (zoals zonnebloemolie). De geschatte import van 2,0 miljard euro uit de Oekraïne in 2024 is een record en zit ruim boven de tot nu toe hoogste waarde van 2021 (1,6 miljard euro, zie Jukema et al., 2024).


De belangrijkste leverancier van landbouwgoederen voor Nederland is traditioneel Duitsland (aandeel van 18% in het totaal), gevolgd door België (13%), Frankrijk (6%), Spanje, Brazilië (elk 4%), Polen, Italië en de VS (elk 3%). Van deze top acht is enkel de import uit Italië en België licht in waarde toegenomen, alle andere landen noteren een afname van de exportwaarde naar Nederland.


De grootste absolute ontwikkelingen in de agrarische import per land van herkomst zijn Ivoorkust en Oekraïne ook nu weer bovendrijven (figuur 3.10). Beide landen staan ferm aan kop als het gaat om de grootste groei in de handelswaarde naar Nederland met circa 0,8 miljard euro per land. Op grote afstand volgen Maleisië, Ecuador en Zweden (elk +0,2 miljard euro). De import van natuurlijke vetten en oliën uit Maleisië en Zweden is sterk in waarde gestegen en hetzelfde geldt voor sierteelt en cacao(bereidingen) uit Ecuador.


Bij de vijf grootste dalers gaat het om drie EU-landen (Duitsland, Roemenië en Polen) en om twee landen van buiten de EU (het VK en de VS). De laatste twee hebben daarbij de meeste handelswaarde met Nederland verloren. Voor specifiek de VS gaat het voor een groot deel om een afname van de invoerwaarde van sojabonen. Bij de overige vier landen overlapt de krimp qua goederen flink met de goederen die bij de import uit Oekraïne flink in de plus zaten. Hier speelt geografische substitutie dus mogelijk een rol.

Grafiek wordt geladen...
Grafiek wordt geladen...
Grafiek wordt geladen...

3.6 Import uit Oekraïne voor groot deel bestemd voor andere landen


In paragraaf 2.6 zagen we eerder dat 70% van de Nederlandse landbouwimport in 2023 uiteindelijk weer in het buitenland terechtkomt, in welke vorm dan ook. Dat zien we ook terug bij de belangrijkste landen van herkomst (figuur 3.11). Bij alle tien de belangrijkste herkomstlanden is import voor wederuitvoer de belangrijkste importstroom. In het geval van Oekraïne is dat zeker het geval: 88% van de import van landbouwgoederen uit Oekraïne was in 2023 bestemd voor wederuitvoer. Bij de import uit Duitsland is dat percentage relatief laag (35%). Duitsland is namelijk veel vaker het eindstation van landbouwgoederen uit of via Nederland dan dat Duitse goederen worden wederuitgevoerd na invoer uit Duitsland.


Invoer direct bestemd voor binnenlandse bestedingen komt het meest voor bij de import uit Italië (26%). Daarbij valt te denken aan eindproducten zoals pastasaus, wijn, ham of olijfolie. In de categorie ‘invoer verwerkt in de binnenlandse bestedingen’ scoren Frankrijk en Duitsland met een aandeel van 16% het hoogst. Brazilië en Ivoorkust, ten slotte, zijn relatief het belangrijkst als het gaat om de invoer verwerkt in de uitvoer bestemd voor andere landen, met respectievelijk 32% en 34%. Voorbeelden zijn de Nederlandse verwerking van Braziliaanse sojabonen onder andere voor de export van veevoer en de verwerking in Nederland van Ivoriaanse cacaobonen voor de export van cacaobereidingen.

Grafiek wordt geladen...