Editie 2025 - Land- en broeikasgasvoetafdrukken toegespitst op de landbouw

Laatste update: 13 januari 2025

9.1 Inleiding


De milieudruk van de mensheid wordt een steeds groter probleem. Overheden proberen maatregelen in te stellen om dit in te perken. In Nederland zijn in het klimaatakkoord afspraken gemaakt over het terugdringen van de CO2 uitstoot (Rijksoverheid, 2019). Daarnaast wordt al jaren gewerkt aan een vermindering van de stikstofdepositie om de natuur, water- en bodemkwaliteit te herstellen (Rijksoverheid 2024). Hoewel de maatregelen zich richten op wat er binnen Nederland gebeurt, wordt veel van wat wij hier consumeren of gebruiken voor de productie van goederen en diensten niet in Nederland gemaakt. Veel grondstoffen zijn bijvoorbeeld niet beschikbaar in Nederland. Ook is er in Nederland onvoldoende ruimte om alle mensen en dieren die hier wonen te voeden uitgaande van het huidige dieet (CLO, 2024).


Alleen naar de milieudruk binnen Nederland kijken is dan ook niet voldoende. Als we vervuilende productie verleggen naar het buitenland maar de consumptie niet verminderen, verdienen we minder, terwijl we de vervuiling slechts verplaatsen. Als bijvoorbeeld de fabrieken van TATA Steel zouden verdwijnen zou de milieudruk in Nederland erg verminderen. Maar de vraag naar de producten zou waarschijnlijk blijven, dus zouden slechts de productie en milieudruk verlegd worden naar een ander land. Daar zijn mogelijk minder strenge regels, waardoor de totale milieudruk zelfs kan toenemen. Als de fabrieken naar Duitsland of België worden verplaatst kan de uitstoot nog steeds in Nederland neerslaan. Als het over milieudruk gaat moet dus ook gekeken worden naar de consumptie en wat daarvoor uit andere landen nodig is.


De consumptievoetafdruk van Nederland bevat de totale milieudruk, wereldwijd, veroorzaakt door alles wat wordt afgenomen door Nederlandse consumenten (zie gele vlak in figuur 9.1). De consumptievoetafdruk wordt vaak als de belangrijkste voetafdruk voor een land gezien: het is een maatstaf om landen te vergelijken. De voetafdruk bestaat uit verschillende vormen van milieudruk. De consumptievoetafdruk kan bijvoorbeeld gemeten worden als het totale benodigde landgebruik of de totale uitstoot van broeikasgassen in samenhang met de geconsumeerde goederen en diensten. De grootte van de voetafdruk is afhankelijk van de milieu-indicator die gemeten wordt: een metaalfabriek heeft bijvoorbeeld relatief weinig land nodig, maar stoot veel CO2 uit.


De consumptievoetafdruk bevat zowel de milieudruk van de invoer die direct bestemd is voor consumenten (bijvoorbeeld een katoenen T-shirt), als ook de invoer die via de Nederlandse productie bij een Nederlandse consument belandt. Een voorbeeld hiervan is sojaschroot gevoerd aan de koe die als biefstuk op het bord ligt. Daarnaast vallen ook de milieudruk van de productie in Nederland (de leefruimte van de koe en de slachterij) en de milieudruk direct door Nederlandse consumenten veroorzaakt (bijvoorbeeld de uitstoot van de Cv-ketel) onder de consumptievoetafdruk. Wat niet meetelt is de milieudruk in Nederland door productie voor de export (onderste twee blokjes in figuur 9.1). Bij een consumptievoetafdruk worden deze meegeteld bij het land waar de producten uiteindelijk geconsumeerd worden. Het klimaatakkoord en de stikstofdoelen hebben betrekking op de blauwe vakken in figuur 9.1: de milieudruk in Nederland.


De Nederlandse consumptievoetafdruk is de milieudruk waar de Nederlandse consument voor verantwoordelijk wordt gehouden: als Nederlanders minder consumeren gaat onze consumptievoetafdruk omlaag. Het meest rechtste blokje in Figuur 9.1 bevat de milieudruk direct door Nederlandse consumenten veroorzaakt. Dit gaat dus om productie van huishoudens voor eigen consumptie. Eindproducten van Nederlandse of buitenlandse producenten die door huishoudens worden gekocht en gebruikt voor eigen productie, worden hierbij niet meegeteld; deze zijn al opgenomen in de andere blokken. Dus wel de bodemverbeteraar zelf gemaakt uit bioafval, maar niet de gekochte kunstmest. Doordat aangekochte eindproducten hier niet meetellen, is dit een maar klein deel van de consumptievoetafdruk. Hierbij is het moeilijk onderscheid te maken tussen wel en niet landbouw-gerelateerde milieudruk. Hoeveel gewassen de gemiddelde Nederlander in zijn eigen tuin verbouwd wordt bijvoorbeeld niet gemeten aangezien dit slechts een klein aandeel van de totale landbouw-gerelateerde milieudruk betreft.


De productievoetafdruk bevat alles wat te maken heeft met de totale Nederlandse productie. Dus niet alleen de milieudruk binnen Nederland, maar ook die in het buitenland veroorzaakt door de invoer van intermediaire goederen en diensten gebruikt in de Nederlandse productie. Het deel van deze voetafdruk dat samenhangt met de productie voor de Nederlandse consumptie overlapt met de consumptievoetafdruk (zie figuur 9.1). Nederlandse bedrijven kunnen hun productieproces aanpassen om de voetafdruk ervan te verminderen, maar niet de vraag naar hun producten veranderen. Aan de andere kant kan de consument niets aan het productieproces veranderen, maar soms wel kiezen voor een vergelijkbaar product met een lagere milieudruk. Consumenten, producenten en de overheid moeten samenwerken om de milieudruk van Nederland te verminderen.


De invoervoetafdruk bevat de milieudruk van de totale Nederlandse invoer. Deze overlapt met voorgenoemde voetafdrukken van de invoer voor de Nederlandse consument en producent, maar heeft nog een extra deel: de milieudruk van de invoer voor wederuitvoer. Invoer voor wederuitvoer zijn producten die in Nederlandse handen komen en zonder significante bewerking weer worden uitgevoerd. Enerzijds heeft Nederland als ‘poort van Europa’ weinig invloed op welke producten deze stroom bevat, anderzijds verdient Nederland hier jaarlijks zo’n 40 miljard euro aan (Prenen et al., 2024).


Agrosector
De voetafdrukken in dit katern zijn berekend door middel van input-outputanalyse. Dit is een veelgebruikte methode voor het berekenen van voetafdrukken (Wiedman, 2009; Wilting, 2021; Kitzes 2013). De sectoren landbouw, tuinbouw en visserij – zijn nauw verweven met andere delen van de economie. Het geheel van directe en indirecte activiteiten rond deze sectoren kan als een samenhangende keten worden gezien, die vaak wordt aangeduid als het agrocomplex (Berkhout et al., 2023). Enkele kleinere (onderdelen van) bedrijfstakken die wel binnen de afbakening van het agrocomplex vallen kunnen in deze input-outputanalyse niet worden meegenomen, omdat de input-outputtabellen die als basis dienen voor deze berekeningen daartoe onvoldoende detail bieden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een groothandel die voedingsmiddelen verkoopt of een machinefabriek die tractoren verkoopt. In dit katern wordt dus een iets beperktere variant van het agrocomplex onderzocht, genaamd ‘agrosector’. De agrosector bevat de bedrijfstakken landbouw, bosbouw, visserij, de voedingsmiddelenindustrie, de drankenindustrie en de genotmiddelenindustrie.


Data
Dit onderzoek is gebaseerd op een multi-regional input-outputtabel gemaakt door het Planbureau voor de Leefomgeving op basis van de multi-regional input-outputtabel FIGARO van Eurostat (In ‘t Veld en Wilting, 2024).


Figuur 9.1 Opbouw van verschillende voetafdrukken,

9.2 Productievoetafdruk van de agrosector


De landvoetafdruk van de productie van de agrosector bedroeg in 2020 bijna 13,0 miljoen hectare, waarvan het gros (86%) in het buitenland ligt (figuur 9.2). Deze landvoetafdruk van de agrosector beslaat 60% van de totale landvoetafdruk van de Nederlandse productie van 21,6 miljoen hectare. De oppervlakte van Nederland is ongeveer 4,2 miljoen hectare (inclusief 18% water) (CBS, 2020). Van de totale 21,6 miljoen hectare productie-landvoetafdruk ligt dan ook minder dan 2 miljoen hectare in Nederland. Van landgebruik in Nederland ten behoeve van de Nederlandse productie is 90% landgebruik voor de productie van de agrosector.


Van de broeikasgasvoetafdruk van de productie van de agrosector werd 43% in Nederland uitgestoten. Bij het relatief kleine aandeel landgebruik in Nederland (86% vindt plaats in het buitenland) hoort dus relatief veel broeikasgasuitstoot. Het aandeel in de totale Nederlandse productievoetafdruk is kleiner dan bij landgebruik: van de broeikasgasvoetafdruk behoort 22% aan de productie van de agrosector.


Van de productie van de agrosector wordt 76% geëxporteerd. Van de totale Nederlandse productie is dat 42% (figuur 9.2).


Wat wordt er gemeten in de productievoetafdruk van een bedrijfstak?
Wanneer de productievoetafdruk wordt opgesplitst naar bedrijfstakken wordt de voetafdruk van een eindproduct toegekend aan de laatste Nederlandse bedrijfstak in de keten van het product. De benodigde ruimte voor melkkoeien wordt bijvoorbeeld toegekend aan de zuivelindustrie wanneer de melk door de zuivelindustrie verwerkt wordt. Wanneer we deze ruimte bij zowel de zuivelindustrie als bij de veehouderij zouden meenemen, tellen we deze dubbel. Wel kunnen we de productievoetafdruk van bijvoorbeeld de zuivelindustrie ontleden en daarin zien hoeveel van deze voetafdruk bij de veehouderij ligt en hoeveel bij de diervoederindustrie.


De productievoetafdruk binnen Nederland
De zuivelindustrie heeft de grootste productie-landvoetafdruk binnen Nederland, gevolgd door de akkerbouw en de slachterijen (figuur 9.3). Dit gaat dus om de eindproducten van deze bedrijfstakken. Zowel de zuivelindustrie als de slachterijen leunen natuurlijk sterk op de veehouderij, waar het grootste gedeelte van deze productielandvoetafdrukken plaatsvindt.


Van de broeikasgasvoetafdruk van de Nederlandse productie die in Nederland wordt uitgestoten, werd in 2020 het grootste deel veroorzaakt door de tuinbouw gevolgd door de zuivelindustrie en de slachterijen (figuur 9.4). Deze milieudruk vindt niet noodzakelijkerwijs bij de producerende sector plaats, maar kan ook eerder in de keten binnen Nederland plaatsvinden. Bij de tuinbouw wordt bijvoorbeeld veel energie verbruikt en bij de zuivelindustrie levert de veehouderij die melk en bij het houden van koeien komt onder andere methaan vrij.


Van de totale aan landbouw gerelateerde productie is 24% bestemd voor binnenlandse consumptie. De resterende 76% wordt geëxporteerd. Tussen de bedrijfstakken verschilt dit percentage licht. Bijna 73% van de productie van de zuivelindustrie is bestemd voor de export, van de akkerbouw is dit 62%, van de slachterijen 75% en van de tuinbouw 85%. Het gros van deze milieudruk in Nederland is dus niet vanwege Nederlandse consumptie.


Ondersteunende sectoren: daar waar het landgebruik of de uitstoot daadwerkelijk plaatsvindt.
In voorgaande paragraaf werd per producerende sector gekeken wat de voetafdruk is, hier is al duidelijk geworden dat de daadwerkelijke uitstoot of het daadwerkelijke landgebruik niet altijd binnen de producerende sector plaatsvindt. In deze paragraaf gaan we verder in op de ondersteunde sectoren: de sectoren waar de milieudruk plaatsvindt ten behoeve van een eindproduct.


In figuur 9.5 is de productie-landvoetafdruk en productie-broeikasgasvoetafdruk van de zuivelindustrie binnen Nederland opgesplitst naar sector waar de milieudruk plaatsvindt. Hier is te zien dat het grootste gedeelte van zowel het landgebruik als de broeikasgasuitstoot bij veehouderijen plaatsvindt. ‘Overig niet landbouw’ bevat de bedrijfstakken buiten de agrosector, bijvoorbeeld de energiesector. De zuivelindustrie heeft zelf ook een behoorlijke landvoetafdruk: een boerderij waar ook kaas of yoghurt gemaakt wordt, wordt bij de zuivelindustrie geteld wanneer de hoofdactiviteit het maken van kaas of yoghurt is. Het grootste deel van de output van zo’n bedrijf is dan het eindproduct en niet melk die nog verwerkt wordt.


De tuinbouw is juist zelf de grootste ondersteunende sector wanneer naar de eigen productie-broeikasgasvoetafdruk wordt gekeken (figuur 9.6). In de glastuinbouw wordt bijvoorbeeld veel aardgas verbrand om de kassen te verwarmen, vandaar dat deze uitstoot ook voornamelijk binnen de sector plaatsvindt. De tuinbouw heeft de afgelopen twee jaren aanzienlijk minder CO2 uitgestoten, vanwege de hoge prijzen werd het energieverbruik in 2022 sterk verminderd (Smit, 2023). In 2022 was er forse daling ten opzichte van 2020 (Smit, 2023), in 2023 bleef het aardgasgebruik ruim onder de hoeveelheid van 2020 (CBS, 2024). Naast de tuinbouw zelf vindt er ook uitstoot plaats bij overige ondersteunende sectoren zoals de energiesector en voor de productie van kunstmest.


Het totaal van de ondersteunde sectoren
Voor de zuivelindustrie en de tuinbouw hebben we gezien dat de voetafdruk binnen Nederland niet volledig in de eigen sector plaatsvindt. De voetafdruk binnen Nederland kan dus ook verdeeld worden naar de sectoren waar deze uitstoot of het landgebruik daadwerkelijk plaatsvindt.
Het deel van de landvoetafdruk van de Nederlandse productie dat in Nederland ligt wordt bijna volledig ingevuld door de agrosector. In figuur 9.7 is deze landvoetafdruk opgesplitst naar bedrijfstak waar het landgebruik plaatsvindt. Veehouderij gebruikt de meeste grond, gevolgd door akkerbouw en agrarische dienstverlening, bijvoorbeeld stalverhuur. In figuur 9.7 is ook aangegeven of de producerende sector die het eindproduct maakt, tot de agrosector behoort. Minder dan 10 procent van het totaal behoort niet tot de agrosector.


Het landgebruik van de veehouderij is voor een deel niet voor de productie van de agrosector, hierbij valt te denken aan logiesverstrekking of een restaurant op een boerderij. Zo ook bij de akkerbouw, dat is bijvoorbeeld een zorgboerderij of levering van producten aan de chemische industrie. Zo komt het dat het landgebruik binnen Nederland bijna volledig plaatsvindt binnen de agrosector, maar ongeveer 10 procent gebruikt wordt voor productie van bedrijfstakken die niet binnen de agrosector vallen.


Van de broeikasgasvoetafdruk van de Nederlandse productie in Nederland komt 22% vrij bij de productie door de agrosector. De resterende 78% van de emissies wordt uitgestoten door bedrijfstakken buiten de agrosector, met name door de industrie. Het grootste deel van de broeikasgasvoetafdruk van de agrosector in Nederland, wordt uitgestoten in de tuinbouw en veehouderij. De veehouderij veroorzaakt bijna 10% van de broeikasgasvoetafdruk in Nederland van de totale Nederlandse productie. Voor de tuinbouw was dit 6% in 2020. De uitstoot van broeikasgassen binnen Nederland is sinds 2020 wel omlaaggegaan (CBS, 2024). De uitstoot van de landbouw is bijvoorbeeld van 27 Mt CO2-equivalent naar 25 Mt CO2-equivalent gezakt, maar de totale uitstoot in Nederland is harder gedaald (CBS, 2024a). Het aandeel van de aan landbouw gerelateerde sectoren is dus gestegen.


In figuur 9.8 is de broeikasgasvoetafdruk van de Nederlandse productie in Nederland onderverdeeld naar bedrijfstak waar deze uitstoot plaatsvindt. Ook is aangegeven welk deel behoort aan productie van intermediaire producten voor de agrosector en welk deel voor de overige bedrijfstakken.


De productievoetafdruk van de agrosector buiten Nederland, oftewel de invoervoetafdruk van de agrosector.
Van de landvoetafdruk van de productie van de agrosector ligt 11,2 miljoen hectare (86%) in het buitenland. Dit is ruim 3 keer de landoppervlakte van Nederland. De agrosector is verantwoordelijk voor 57% van de landvoetafdruk van de totale Nederlandse productie in het buitenland van 19,7 miljoen hectare.


De voetafdruk die in het buitenland ligt is de voetafdruk van de ingevoerde producten. Voor de agrosector gaat dit met name om de invoer van peulgewassen en oliehoudende zaden (waarvan 26% sojabonen), maïs en tarwe. Deze drie productgroepen zijn goed voor 62% van de productie-landvoetafdruk in het buitenland van de agrosector. Voor de ingevoerde peulgewassen en oliehoudende zaden was in 2020 bijna 3,8 miljoen hectare land nodig, meer land dan Nederland rijk is. Naast sojabonen vallen in deze productgroep ook raapzaad, zonnebloemzaad en grondnoten, samen goed voor 80% van deze invoerstroom.


Waar tarwe en maïs veelal van het Europees continent komen, komt meer dan de helft van de peulgewassen en oliehoudende zaden van buiten Europa. In figuur 9.9 zijn de aandelen naar land van oorsprong te zien voor peulgewassen en oliehoudende zaden, maïs, en graan in 2020. Sinds de inval van Rusland in Oekraïne in 2022 is de maïs export naar Nederland wel iets gedaald, maar nog steeds komt jaarlijks de meeste maïs uit Oekraïne. In 2023 was Oekraïne de derde belangrijkste graanleverancier voor Nederland, waar het in 2020 nog de 6e grootste was.


De broeikasgasvoetafdruk in het buitenland van de Nederlandse productie van aan de landbouw gerelateerde bedrijfstakken is meer verspreid over verschillende productgroepen dan de landvoetafdruk. De productgroep met de grootste broeikasgasvoetafdruk is wel weer peulgewassen en oliehoudende zaden. Deze invoerstroom is goed voor 20% van de broeikasgasvoetafdruk in het buitenland. Met 15% heeft de invoer van gewassen voor dranken (koffie, thee) de tweede grootste broeikasgasvoetafdruk. Waar de veehouderij binnen Nederland het grootste aandeel in de productie-broeikasgasvoetafdruk heeft, heeft in het buitenland de akkerbouw het grootste aandeel.


Figuur 9.10 toont dat het grootste deel van de landvoetafdruk van de intermediaire invoer bij de akkerbouw (in het buitenland) ligt. Dit is niet verrassend aangezien de grootste drie productgroepen naar waarde akkerbouwproducten zijn. Ook in de broeikasgasvoetafdruk heeft deze bedrijfstak een groot aandeel. In tegenstelling tot bij de landvoetafdruk zien we bij de broeikasgasvoetafdruk wel de niet-agrosector. Dit gaat met name om de invoer van energie die wordt gebruikt door de Nederlandse agrosector.


Figuur 9.2 De productievoetafdruk van de agrosector, landgebruik en broeikasgassen, 2020

Figuur 9.3 Productie-landvoetafdruk agro in NL

Grafiek wordt geladen...
Productie-landvoetafdruk van de agrosector in Nederland

figuur 9.4 Productie-broeikasgasvoetafdruk agro in NL

Grafiek wordt geladen...
Productie-broeikasgasvoetafdruk van de agrosector in Nederland

Figuur 9.5a Landvoetafdruk zuivelindustrie

Grafiek wordt geladen...
Land- en broeikasgasvoetafdruk van de productie van de zuivelindustrie in Nederland, verdeeld naar bedrijfstakken waar de milieudruk plaatsvindt, 2020

Figuur 9.5b Broeikasgasvoetafdruk productie zuivelindustrie

Grafiek wordt geladen...
Hier wordt de broeikasgasvoetafdruk van de productie van de zuivelindustrie in Nederland, verdeeld naar bedrijfstakken waar de milieudruk plaatsvindt uit het jaar 2020 gepresenteerd.

Figuur 9.6 Broeikasgasvoetafdruk productie tuinbouw

Grafiek wordt geladen...
Hier is de broeikasgasvoetafdruk van de productie van de tuinbouw in Nederland, verdeeld naar bedrijfstakken waar de milieudruk plaatsvindt in 2020 gepresenteerd.

Figuur 9.7 De productie-landvoetafdruk agro-niet agro

Grafiek wordt geladen...
De Nederlandse productie-landvoetafdruk die in Nederland plaatsvindt, opgesplitst naar bedrijfstak waar het landgebruik plaatsvindt. Met onderscheid naar producerende bedrijfstak: valt deze wel of niet binnen de agrosector. 2020

Figuur 9.8 Productie-broeikasgasvoetafdruk agro- niet agro

Grafiek wordt geladen...
Productie-broeikasgasvoetafdruk in Nederland naar bedrijfstak waar de uitstoot plaatsvindt, 2020. Met uitsplitsing of de producerende bedrijfstak tot de agrosector of de overige sectoren behoort.
Grafiek wordt geladen...

Figuur 9.10a De broeikasgasvoetafdruk invoer voor productie in

Grafiek wordt geladen...
De broeikasvoetafdruk van de invoer uit het buitenland voor productie in Nederland, verdeeld naar buitenlandse bedrijfstak waar de milieudruk plaatsvindt, 2020

Figuur 9.10b De landvoetafdruk invoer voor productie in Nederland

Grafiek wordt geladen...
De landvoetafdruk van de invoer uit het buitenland voor productie in Nederland, verdeeld naar buitenlandse bedrijfstak waar de milieudruk plaatsvindt, 2020

9.3 Landbouw en de Nederlandse consumptievoetafdruk


Van de consumptievoetafdruk is lastiger af te bakenen wat aan de landbouw gerelateerd is. Het blok ‘Nederlandse consumenten’ in figuur 9.1 kan met de gebruikte methode niet opgesplitst worden naar wel en niet landbouw-gerelateerd. Voor de landvoetafdruk maakt dit weinig verschil. Hier zou je kunnen denken aan een moestuin, het houden van kippen of dat wat een boer zelf met zijn gezin eet. Het landgebruik dat daarmee gepaard gaat zal in het niet vallen bij het landgebruik door bedrijven. Ook bij de broeikasgasvoetafdruk is het landbouwgerelateerde deel van consumenten verwaarloosbaar. Het meeste broeikasgas dat huishoudens uitstoten heeft immers te maken met verbranding van fossiele energiedragers voor verwarming van de woning of vervoer, beide niet landbouw-gerelateerd. We laten dit blok hier dan ook buiten beschouwing.


De consumptievoetafdruk (zoals te zien in figuur 9.1) overlapt gedeeltelijk met de productievoetafdruk, dit betreft de intermediaire invoer voor de productie voor consumptie in Nederland en de productie in Nederland voor consumptie in Nederland. Daarbij is uitsluitend de productie van de Nederlandse agrosector meegenomen.


Voor de consistentie wordt enkel de invoer meegenomen die direct naar Nederlandse consumenten gaat (het meest linkse blokje in figuur 9.1 en 9.11). Onder invoer voor consumenten vallen de eindproducten van een buitenlandse producent die direct of via een handelaar (zonder verdere bewerking) bij de consument terechtkomen, waarbij de consument een Nederlands ingezetene is. Denk bijvoorbeeld aan de avocado’s in de supermarkt maar ook wat jij in het buitenland in een restaurant eet.


In figuur 9.11 staat de landbouw-gerelateerde consumptievoetafdruk van Nederland: de invoer van de buitenlandse agrosector direct voor Nederlandse consumenten plus de productievoetafdruk van de agrosector. Op deze manier komen we op een landbouw-gerelateerde consumptievoetafdruk van 7,8 miljoen hectare landgebruik en 38 megaton CO2-eq. aan uitstoot van broeikasgassen. Van de landvoetafdruk ligt 94% in het buitenland, aanzienlijk meer dan voor de hele consumptievoetafdruk, daarvan ligt ongeveer 80% van het landgebruik in het buitenland (CLO, 2024).


De invoer voor consumenten heeft een landvoetafdruk van 4,4 miljoen hectare. Dat is dus het landgebruik in het buitenland voor in het buitenland geproduceerde producten die uiteindelijk direct door Nederlands ingezetenen worden geconsumeerd. De invoer direct voor consumenten veroorzaakt het grootste deel (56%) van het landgebruik van deze consumptievoetafdruk. Bij broeikasgassen is het net iets minder dan de helft (47%).


Het grootste deel van het landgebruik ten behoeve van de invoer voor consumenten is akkerbouw, op de voet gevolgd door de veehouderij. De meeste uitstoot van broeikasgassen vindt plaats in de tuinbouw in het buitenland. Het aandeel akkerbouw in de productie van invoer direct voor consumenten en het aandeel akkerbouw in de invoer voor de productie (figuur 9.10) is gemiddeld groter dan het aandeel akkerbouw van productie in Nederland (figuur 9.3 en 9.4).


Figuur 9.11 De landbouwgerelateerde consumptievoetafdruk van Nederland

Figuur 9.12a Landvoetafdruk

Grafiek wordt geladen...
De voetafdruk van de invoer uit het buitenland direct voor consumenten, verdeeld naar buitenlandse bedrijfstak waar de milieudruk plaatsvindt, 2020

Figuur 9.12b Broeikasgasvoetafdruk

Grafiek wordt geladen...
De broeikasgasvoetafdruk van de invoer uit het buitenland direct voor consumenten, verdeeld naar buitenlandse bedrijfstak waar de milieudruk plaatsvindt, 2020