S 1 Hoofdpunten handel in landbouwgoederen
• De Nederlandse export van landbouwgoederen (primaire, onbewerkte goederen en secundaire, bewerkte goederen) wordt voor 2024 geraamd op 128,9 miljard euro (figuur S.1). Dat is een groei van 4,8% ten opzichte van 2023.
• Voor 2024 wordt de landbouwexport van Nederlandse makelij geraamd op 83,4 miljard euro en de wederuitvoer van buitenlandse landbouwgoederen op 45,5 miljard euro. Bijna twee derde van de landbouwexport is daarmee export van Nederlandse makelij. In de totale goederenexport is 50,5% van Nederlandse makelij en 49,5% wederuitvoer van buitenlandse makelij. Zie paragraaf 2.2.
• De Nederlandse landbouwimport nam in 2023 toe met 3,2%, tot 86,1 miljard euro (figuur S.1).
• Zowel bij de in- als uitvoer is het volume licht toegenomen en zijn de prijzen sterker toegenomen. Omdat de prijsstijging bij de uitvoer groter is dan bij de import, resulteert dit in een relatief grotere waardestijging van de uitvoer. Zie paragraaf 2.3.
• Voor 2024 worden de totale verdiensten aan de export van landbouwgoederen geraamd op 47,4 miljard euro, waarvan 42,3 miljard euro export van Nederlandse makelij is en 5,2 miljard euro wederuitvoer. Zie paragraaf 2.4.
• Van de Nederlandse landbouwimport gaat 69,7% vervolgens door naar het buitenland (onbewerkt, bewerkt of als nieuw product). Zie paragraaf 2.5.
• Het handelsoverschot van Nederland met de landen in de EU-27 is 43,3 miljard euro, waarvan 16,4 miljard euro met Duitsland. Met de rest van de wereld is er juist een handelstekort van 0,6 miljard euro (figuur S.1).
• De meeste landbouwexport gaat in 2024, net als in voorgaande jaren, naar onze buurlanden. Van de geraamde totale export gaat een kwart (25%) naar Duitsland. Op de tweede plek staat België met 12%. Daarna volgen als belangrijkste afnemers Frankrijk (8%) en het VK (7%). Zie paragraaf 3.1.
• De EU is verreweg de grootste exportmarkt voor Nederland, met een aandeel van 72,2% in 2024, tegen 71,1% in 2023. Zie paragraaf 3.1.
• Zuivel en eieren (12,3 miljard euro), sierteeltproducten (11,9 miljard euro), vlees (10,7 miljard euro), cacao en bereidingen (9,9 miljard euro) en aardappelen en groenten (8,9 miljard euro) zijn bij de export de belangrijkste goederengroepen. De top vijf is in 2024 goed voor bijna 42% van de totale exportwaarde.
• Bij de import zijn cacao en -bereidingen (7,95 miljard euro), natuurlijke vetten en oliën (7,92 miljard euro) en fruit (7,89 miljard euro) in 2024 de belangrijkste productgroepen. Op enige afstand volgen zuivel en eieren (5,7 miljard euro) en dranken (5,5 miljard euro). Samen zijn deze vijf productgroepen goed voor bijna 41% van de totale importwaarde van landbouwgoederen. Zie hoofdstuk 4 voor de ontwikkelingen per product.
S 2 Hoofdpunten handel in landbouwgerelateerde goederen
• Voor 2024 wordt de export van landbouwgerelateerde goederen (of tertiaire landbouwexport) geraamd op 12,4 miljard euro, ruim 4% meer dan in 2023. De import van landbouwgerelateerde goederen wordt met 5,5 miljard euro in 2024 bijna 4% lager geraamd dan in 2023. Zie paragraaf 5.1.
• De top vijf van bestemmingen van landbouwgerelateerde goederen (inclusief wederuitvoer) bestaat uit Duitsland (15% van het totaal), België (10%), het VK (9%), Frankrijk (8%), en de VS (6%). Zie paragraaf 5.2.
• Landbouwmachines zijn in 2024 het belangrijkste tertiaire landbouwexportproduct (3,0 miljard euro), kasmaterialen staan op plaats 2, gevolgd door meststoffen en machines voor de voedingsmiddelenindustrie. De vier belangrijkste productgroepen zijn goed voor 80% van de totale exportwaarde van tertiaire landbouwgoederen. Zie paragraaf 5.3.
• Voor 2024 worden de verdiensten aan tertiaire landbouwexport geraamd op 5,3 miljard euro. Inclusief de primaire en secundaire landbouwgoederen komen de ‘brede’ landbouwexportverdiensten voor Nederland daarmee uit op 52,7 miljard euro. Zie paragraaf 5.5.
• Het meest lucratief is de export van machines voor de voedingsmiddelenindustrie. Hieraan verdient Nederland 57 eurocent per euro exportwaarde. Zie paragraaf 5.5.
S 3 Katernen
Landbouwhandel met het VK vier jaar na de Brexit
• Sinds 31 januari 2024 bestaat er een certificeringsplicht voor invoer in het VK voor een grote groep dierlijke en plantaardige producten. Vanaf 30 april 2024 zijn daar fysieke inspecties van dierlijke en plantaardige importproducten uit de EU in de haven en op vliegvelden bijgekomen. Aan Europese zijde zijn de importcontroles op 1 januari 2021 gestart. Zie paragraaf 6.2.
• Het aandeel van het VK in de Nederlandse exportwaarde van landbouwgoederen is gedaald van 10,5% in 2015 naar 7,7% in 2023. In 2020, het jaar met de overgangsregeling, bedroeg dit aandeel 9,2%. Zie paragraaf 6.3.
• De groei van de Nederlandse landbouwexport naar het VK blijft achter bij die naar andere EU-markten, waar handel eenvoudiger verloopt door het ontbreken van douaneformaliteiten. Vanuit Brits perspectief kwam in de eerste negen maanden van 2024 een iets groter deel van de Britse landbouwimport uit niet-EU-landen ten opzichte van 2023. Zie paragraaf 6.3.
• Brexit heeft vooral invloed op wederuitvoer. De export van in Nederland vervaardigde landbouwgoederen naar het VK hield in de eerste acht maanden van 2024 stand ten opzichte van dezelfde maanden in 2023. Zie paragraaf 6.4.
• In de eerste acht maanden van 2024 was de uitvoerwaarde van Nederlandse sierteelt naar het VK 1% lager dan in dezelfde periode een jaar eerder. De exportwaarde van ‘made in Holland’ vlees bestemd voor het VK daalde met 9%. Zie paragraaf 6.4.
• Vanuit Brits perspectief nam de landbouwimport uit Nederland af in januari-september 2024 ten opzichte van een jaar eerder, terwijl die uit andere belangrijke EU-partners (Frankrijk, Ierland, België, Duitsland) juist toenam. Er werd vooral minder vlees, sierteelt en dranken ingevoerd uit Nederland. Zie paragraaf 6.4.
• Sinds het aflopen van de overgangsperiode per 1 januari 2021 bezorgen douanecontroles Nederlandse exporteurs van bloemen en planten veel overlast. Vanaf 30 april 2024 worden steekproefsgewijs fysieke controles uitgevoerd op snijbloemen, waaronder chrysanten, anjers en orchideeën. In april en mei 2024 werd een daling geconstateerd in de exportwaarde van deze snijbloemen ten opzichte van dezelfde periode in 2023. Mogelijk speelden andere factoren, zoals de verschuiving van inkopen voor feestdagen (bijvoorbeeld Pasen), hierbij ook een rol. Zie paragraaf 6.4.
Prijzen en volumes
• In dit katern komen nieuwe prijs- en volumecijfers aan bod die meer inzicht kunnen geven in de cijfers over internationale handel in waarde volgens het concept van grensoverschrijding. Met de nieuwe cijfers is binnen die waardeontwikkeling onderscheid mogelijk in prijs- en volumeontwikkelingen. Het volume van de handel is de voor prijsveranderingen gecorrigeerde waarde.
• In 2023 en de eerste helft van 2024 wordt de waardeontwikkeling sterk gedomineerd door de prijsontwikkeling. In Q2-Q4 van 2023 nam het volume van de in- en uitvoer af, in 2024 nam het volume van de handel weer licht toe. De volumereeks is echter veel minder volatiel dan de waardereeks. Zie paragraaf 7.2.
• De invoer van natuurlijke vetten en oliën (met name palmolie en biodiesel) laat een forse prijs-, waarde- en volumedaling zien in 2023 ten opzichte van een jaar eerder. Ingevoerd fruit nam toe in prijs, maar het volume daalde. Het invoervolume van de productgroep zuivel en eieren nam toe bij een sterk afnemende prijs. Zie paragraaf 7.3.
• De prijs van uitgevoerde zuivel en eieren lag in 2023 lager dan een jaar eerder. Voor sierteelt, vlees, groenten en fruit geldt dat de prijzen hoger waren dan in 2022. Zie paragraaf 7.3.
• De invoer van cacao(producten) is in het eerste halfjaar van 2024 sterk in prijs (en waarde) gestegen ten opzichte van het eerste halfjaar van 2023. Geïmporteerde natuurlijke vetten en oliën daalden juist in prijs en waarde ten opzichte van een jaar eerder, maar het ingevoerde volume nam toe. Zie paragraaf 7.3.
• Het volume van uitgevoerde groenten en fruit nam toe in de eerste twee kwartalen van 2024. Zuivel en eieren, sierteelt en vlees werden in volume minder uitgevoerd dan een jaar eerder. De exportprijs van bloemen steeg ten opzichte van het eerste halfjaar van 2023. Ook de prijs van fruit nam gemiddeld gezien toe. Zie paragraaf 7.3.
Afhankelijkheden in de Nederlandse landbouwimport
• Importafhankelijkheid hoeft geen probleem te zijn. Wederzijdse afhankelijkheden worden ook wel gezien als de hoeksteen van een mondiaal handelssysteem, waardoor specialisatie kan optreden, innovatie wordt gestimuleerd en producten toegankelijk blijven. Zie paragraaf 8.1.
• Het is daarom van belang om een onderscheid te maken tussen (I) algemene importafhankelijkheden, (II) strategische importafhankelijkheden, en (III) risicovolle importafhankelijkheden. De analyse in dit katern gaat enkel over de eerste categorie. Verder onderzoek is nodig om te weten te komen in hoeverre sprake is van (risicovolle) strategische afhankelijkheden (categorie II en III) als het gaat over de Nederlandse landbouwimport. Zie paragraaf 8.1.
• De geografische concentratie van de Nederlandse landbouwimport en het aandeel van niet-EU-landen in de Nederlandse landbouwimport geven samen een helder beeld van algemene importafhankelijkheden. Het overschrijden van de drempelwaarde voor importconcentratie is namelijk vooral relevant wanneer het grootste deel van de import afkomstig is uit niet-EU-landen. Zie paragraaf 8.3.
• Met waardeketenonderzoek is het mogelijk om de totale Nederlandse landbouwimport af te pellen tot import voor de Nederlandse markt. De resultaten wijzen op een lichte toename van de geografische concentratie voor producten die bestemd zijn voor de binnenlandse markt. Tegelijkertijd neemt de afhankelijkheid van niet-EU-landen af. Dit suggereert dat de Nederlandse import voor binnenlands gebruik sterker leunt op Europese herkomstlanden, terwijl niet-EU-importen relatief vaak worden doorgevoerd naar andere markten. Zie paragraaf 8.4.
• Op hoog geaggregeerd goederendetailniveau (GN-2) zijn er slechts twee productgroepen die boven de drempelwaarden uitkomen voor importconcentratie en aandeel uit niet-EU-landen. Dat zijn ‘andere producten van dierlijke oorsprong’ (niet levende dieren, vlees of vis, zuivel of eieren) en vlechtstoffen (zoals bamboe en riet). Zie paragraaf 8.5.
• Op een wat meer gedetailleerd goederenniveau (GN-4) zijn er 14 producten die beide drempelwaarden overschrijden en ook substantieel veel worden geïmporteerd. Producten zoals schapen- en geitenvlees (voornamelijk uit Nieuw-Zeeland), noten (VS en Vietnam), sojabonen en veevoer van soja (Brazilië), pinda’s (Argentinië) en cacaopasta (Ivoorkust) hebben een hoge importconcentratie. Dat geldt ook voor vanille uit Madagascar. Zie paragraaf 8.6.
• Op het diepste detailniveau (GN-8) zijn er 93 producten die alle drempelwaarden overschrijden. Hier zitten producten bij die vaker in de literatuur worden gehaald als het gaat om een strategische importafhankelijkheid (categorie II) voor Nederland, zoals sojabonen, palmolie(fracties) en veevoer. Het zijn echter geen risicovolle strategische afhankelijkheden (categorie III), omdat er voldoende substitutie- en diversificatie-opties aanwezig zijn. Zie paragraaf 8.6.
Land- en broeikasgasvoetafdrukken toegespitst op de landbouw
• De landvoetafdruk van de productie van de agrosector bedroeg in 2020 13,0 miljoen hectare, dat is meer dan drie keer de oppervlakte van Nederland (4,2 miljoen hectare). Van deze landvoetafdruk ligt het gros (86%) in het buitenland. Deze landvoetafdruk van de agrosector beslaat 60% van de totale landvoetafdruk van de Nederlandse productie. Zie paragraaf 9.2.
• In 2020 werd 86 megaton CO2-eq. aan broeikasgassen uitgestoten ten behoeve van de productie van de Nederlandse agrosector. Hiervan werd 43% binnen Nederland uitgestoten. De agrosector is verantwoordelijk voor 22% van de totale broeikasgasvoetafdruk van de Nederlandse productie. Zie paragraaf 9.2.
• Het landgebruik binnen Nederland ten behoeve van de Nederlandse productie is bijna volledig landbouw. Veehouderij (42%) en akkerbouw (32%) beslaan het grootste deel van de totale productie-landvoetafdruk binnen Nederland. Buiten Nederland gebruikt van alle bedrijfstakken de akkerbouw (71%) het meeste land ten behoeve van de Nederlandse productie van de agrosector. Zie paragraaf 9.2.
• Binnen Nederland heeft de tuinbouw het grootste aandeel in de broeikasgasvoetafdruk van de agrosector: 28%. Buiten Nederland wordt er net iets meer broeikasgas uitgestoten door de akkerbouw dan door de tuinbouw ten behoeve van de productie van de Nederlandse agrosector. Samen zijn deze twee bedrijfstakken verantwoordelijk voor 59% van de totale broeikasgasvoetafdruk in het buitenland. Zie paragraaf 9.2.
• Van de productie van de Nederlandse agrosector is 24% bestemd voor binnenlandse consumptie en 76% voor de export. Zie paragraaf 9.2.
• De invoer van de buitenlandse agrosector direct bestemd voor Nederlandse consumenten heeft een landvoetafdruk van 4,4 miljoen hectare en een broeikasgasvoetafdruk van 18 megaton CO2-eq. Zie paragraaf 9.3.