Inleiding
De Nederlandse overheid heeft het streven om de ecologische voetafdruk(1) van de Nederlandse consumptie te halveren (LNV, 2020). De ecologische voetafdruk bevat zowel CO2-emissies als landgebruik, maar laat ook aspecten achterwege, zoals het gebruik van water. Ten behoeve van het formuleren en evalueren van beleid zijn dan ook meerdere indicatoren nodig, de zogenoemde foot print family (PBL, 2021; Roebeling et al., 2023).
Een van de doelstellingen van de Van boer tot bord strategie van de Europese Unie, is het verkleinen van de milieu- en klimaatvoetafdruk(2 ) van het voedselsysteem van de EU (EC, 2020). Dit streven noodzaakt dat inzicht ontstaat of wordt verbeterd in de gevolgen die huidige handelsstromen van voedsel hebben op het milieu. Dit is echter verre van eenvoudig omdat er vaak lange ketens achter ons voedsel zitten, waarbij ingrediënten uit een groot aantal landen afkomstig kunnen zijn. Om als overheid, ketenpartners of consumenten de voetafdruk te kunnen verlagen, is het van groot belang dat deze informatie op een vergelijkbare manier beschikbaar komt, niet alleen voor broeikasgasemissies en het landgebruik, maar voor alle relevante milieu- en sociale thema’s.
Top-down en bottom-up: verschillende benaderingen
Er zijn niet alleen voetafdrukken voor verschillende thema’s, voetafdrukken kunnen ook top-down (op nationaal of Europees niveau) berekend worden of juist bottom-up ( op product- of bedrijfsniveau). De gebruikte methodes daarvoor zijn heel anders en de uitkomsten niet zonder meer vergelijkbaar. Voetafdrukken op nationaal niveau worden gewoonlijk berekend met een economisch multiregionaal input-output (MRIO) model dat is aangevuld met informatie over milieudruk per regio en bedrijfstak. Deze aanpak maakt het mogelijk vergelijkingen te maken tussen landen of bedrijfstakken voor verschillende thema’s zoals broeikasgasemissies, biodiversiteitsverlies of watergebruik.
De top-down benadering geeft gemiddeldes voor een bedrijfstak of productgroep. Voor een specifiek product of bedrijf kan de voetafdruk ver van dit gemiddelde af liggen. Om ervoor te zorgen dat de voetafdrukken die worden berekend op bedrijfs- of productniveau ook onderling vergelijkbaar zijn, is de Europese Commissie al meer dan 10 jaar geleden begonnen met het vaststellen van een EU-breed geharmoniseerde methodiek: de Product Environmental Footprint (PEF). Op zeer gedetailleerd niveau is vastgelegd welke methoden en data moeten worden gebruikt om een voetafdrukberekening te maken voor 16 verschillende milieuthema’s en hoe deze gewogen moeten worden tot 1 integrale score.
In het Green Claims Initiative van de Europese Commissie uit maart 2023 , wordt voorgesteld dat bedrijven alleen nog naar consumenten mogen communiceren over duurzaamheidclaims als ze zo’n geharmoniseerde methodiek gebruiken. Door op een geharmoniseerde wijze de kwantitatieve impact van een product te meten, is er immers veel minder mogelijkheid om “groene praatjes te verkopen” terwijl het product mogelijk niet zo duurzaam is.
Verder werkt de Commissie aan een Food Labeling Framework waarin een raamwerk wordt vastgesteld voor een EU-geharmoniseerd consumentenlabel. Dit label is onderdeel van het voorgenomen EU-wetgevingskader voor een duurzaam voedselsysteem. Om, in de woorden van de EC, de transitie naar een duurzaam voedselsysteem te versnellen, was het voornemen van de EC om voor eind 2023 een wetgevingsvoorstel te presenteren voor een kader voor een duurzaam voedselsysteem . Dit wetgevingsvoorstel is tot op heden niet gepubliceerd.
Als laatste heeft de Europese Commissie de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) vastgesteld waarin de 50.000 grootste bedrijven in Europa jaarlijks via een geharmoniseerde set indicatoren moeten rapporteren over hun duurzaamheidsimpact (EC, 2021). Eén van de indicatoren betreft de klimaatvoetafdruk van hun complete productieketens wereldwijd, hierover moeten bedrijven voor het eerst voor het jaar 2024 rapporteren. Omdat bijna alle bedrijven in de EU (maar ook veel daarbuiten) wel ergens in een keten van deze 50.000 bedrijven zitten, moet bijna elk bedrijf de klimaatimpact in beeld gaan brengen.
Private initiatieven
Ook vanuit de private sector zijn er initiatieven gestart. Naast vele initiatieven om de voetafdruk op een geharmoniseerde manier in beeld te brengen, is er ook een initiatief om vast te stellen of de ambities van bedrijven wel in overeenstemming zijn met de Parijse klimaatakkoorden: de Science Based Target Initiative (SBTI) . Ook nu gaat het niet alleen om wat er in het eigen bedrijf plaatsvindt, maar om de hele keten. Honderden bedrijven hebben hun doelstelling door SBTI laten goedkeuren en sommige retailers verwachten van al hun belangrijkste leveranciers dat ze dit ook gaan doen.
In Nederland is in het Klimaatakkoord afgesproken dat de klimaatvoetafdruk van al het voedsel berekend moet worden en gecommuniceerd . Daarvoor is in opdracht van het Ministerie van LNV een werkgroep samengesteld van 25 verschillende stakeholders die alle belangrijke voedselproducten vertegenwoordigen, de financiële sector, overheid en kennisinstellingen (Geharmoniseerd meten/communiceren footprint voedsel - WUR ). Gezamenlijk heeft deze groep afgesproken dat wordt aangesloten bij de Europese PEF-standaard, zodat op een integrale manier over alle relevante milieuvoetafdrukken gerapporteerd kan worden.
Ook wordt gewerkt aan een geharmoniseerde methodiek die de basis kan zijn voor een milieulabel waarbij al het voedsel in Nederland een milieuscore van A tot E zou kunnen krijgen, vergelijkbaar met de Nutriscore voor gezondheid van voedsel. Hiervoor is gestart met het uitbreiden en verbeteren van de database over de milieubelasting van voedingsmiddelen (Milieubelasting van voedingsmiddelen | RIVM) waarin gemiddelde voetafdrukken van voedselcategorieën zijn opgenomen. Het aantal producten wordt verhoogd van 300 naar 3.000 en de methodiek wordt in overeenstemming gebracht met de PEF. Daarna wordt aan bedrijven gevraagd waar hun producten afwijken van de gemiddelde score. Op die manier worden consumenten gestimuleerd om duurzamere producten te kopen en producenten gestimuleerd om duurzamer te produceren en in te kopen. Bovendien kan de beschikbare data ook gebruikt worden door allerlei andere stakeholders (overheid, financiers, ketenpartijen, NGO’s) om duurzaamheid beter in hun beslissingen te integreren en de juiste prikkels tot verduurzaming te geven.
In Frankrijk wordt een dergelijk label al voor al het voedsel ingevoerd begin 2024 en naast Nederland werken diverse andere landen aan een dergelijke label (waaronder het Verenigd Koninkrijk en Denemarken). Recent is WEcR samen met een brede groep landen gestart om een EU geharmoniseerd milieulabel te ontwikkelen voor al het voedsel in Europa in opdracht van de Europese Commissie.

