Van de 400 miljoen kg stikstof wordt ruim 80%, circa 330 kg, aangewend op landbouwgrond in Nederland. Dit past binnen de beschikbare plaatsingsruimte voor stikstof in 2021. De resterende 20% verlaat de Nederlandse landbouw. Meer dan de helft hiervan, bijna 40 miljoen kg N, wordt geëxporteerd en een kwart gaat naar mestverwerking (zie figuur 8.1). De producten uit de mestverwerking, zoals mestkorrels en as uit verbranding, worden voor het grootste deel ook geëxporteerd (zie ook kader over toelichting mestverwerking). De fosfaatexcretie door de Nederlandse veehouderij bedroeg in 2021 148 mln. kg. Ook in het geval van fosfaat is de excretie hoger dan de plaatsingsruimte. Die bedroeg in 2021 139 miljoen kg P2O5. Van de totale excretie werd driekwart, ruim 100 miljoen kg, uitgereden op Nederlandse landbouwgrond, minder dan de beschikbare plaatsingsruimte. Van het resterende kwart, ruim 35 mln. kg P2O5, wordt meer dan 70% geëxporteerd. Bijna 20% gaat naar mestverwerking, waar de mest verwerkt wordt tot mestproducten die voor een groot deel ook worden geëxporteerd. Zowel bij stikstof als fosfaat gaat slechts een klein aandeel naar hobbybedrijven en particulieren en naar natuurterreinen (zie figuur 8.1).
Fosfaat heeft nu nog leidende rol
Figuur 8.1 laat zien dat er in absolute getallen meer stikstof dan fosfaat wordt geëxporteerd, 39,1 miljoen kg stikstof tegenover 26,4 miljoen kg fosfaat. In verhouding wordt er echter meer fosfaat geëxporteerd dan stikstof, 18% fosfaat tegenover 10% stikstof. Het grootste deel van de export bestaat momenteel uit de fosfaatrijke dikke fractie die ontstaat na mestscheiding. Het fosfaatoverschot was doorslaggevend voor de invoering van de mestverwerkingsplicht voor Nederlandse veehouders in 2014. Stikstof kan met het geldende derogatiebeleid grotendeels in Nederland worden geplaatst, en het deel dat niet kan worden geplaatst lift vooralsnog mee met de export van fosfaat. Derogatie maakt het Nederlandse veehouders mogelijk om onder bepaalde voorwaarden meer stikstof per hectare uitbrengen dan de in Europa geldende norm van 170 kg N per ha. Met de afbouw van derogatie in de komende jaren en de volledige afschaffing ervan in 2026, zal er op korte termijn een fors mestoverschot ontstaan. Stikstof zal dan de beperkende factor worden, omdat alle veehouders vanaf 2026 moeten voldoen aan 170 kg N per ha. Zo voorspelt het Nederlands Centrum Mestverwaarding (NCM) een vervijfvoudiging van het nationaal mestoverschot uitgedrukt in stikstof in dat jaar (NCM, 2024). Reden hiervoor is niet alleen de afbouw van de derogatie, maar ook maatregelen als de invoering van bufferstroken langs waterlopen en de versnelde afbouw van derogatie in met nutriënten verontreinigde gebieden. De mestverwerkingsplicht en daarmee samenhangende export van dierlijke mest ziet toe op fosfaat. In de komende jaren zal afzet van stikstof in dierlijke mest meer een probleem worden.
Meer mest naar Frankrijk, minder naar Duitsland,
In totaal toont de export van dierlijke mest sinds 2016 een dalende trend (figuur 8.2). Met name de export naar Duitsland en België is sinds 2018 sterk afgenomen. Zo is in Duitsland het mestbeleid (‘Düngeverordnung’) aangescherpt, waardoor er steeds minder, efficiënter en nauwkeuriger wordt bemest (Landwirtschaftskammer Nordrhein-Westfalen, 2021). De export van mest naar Frankrijk is daarentegen sterk toegenomen. Het gaat hierbij vooral om gehygiëniseerde varkens- en pluimveemest, de dikke fractie die ontstaat na mestscheiding (RVO, 2023a).
Mengmest koploper bij export
Op basis van gegevens van RVO is in 2022 65% van de geëxporteerde mestgetypeerd als mengmest (zie figuur 8.3). Volgens de definitie van RVO kan mengmest een mengsel zijn van verschillende soorten dierlijke mest, bijvoorbeeld van varkensmest en rundermest, maar ook van dierlijke mest en andere mestsoorten, zoals kalkmeststoffen of organische meststoffen van plantaardige oorsprong (RVO, 2022). Bij mengmest voor de export gaat het alleen om mengsels van verschillende soorten dierlijke mest. De mesttransporteurs halen de mest bij verschillende veebedrijven op, vermengen en verwerken deze vervolgens in een dikke en een dunne fractie. Vooral de dikke, fosfaatrijke fractie vindt de weg over de grens naar de omringende landen. Het andere deel van de export bestaat voor ongeveer even grote delen uit pluimvee- en varkensmest. Pure rundermest, die niet is verwerkt in een mengmest, wordt nagenoeg volledig aangewend op binnenlandse akkers.
Meer import van stikstof via mest dan van fosfaat
Ondanks het overschot aan dierlijke mest in Nederland vindt er ook import plaats vanuit andere EU-landen. In verhouding is dat wel veel minder dan de export. In termen van kg fosfaat is de import rond de 7% van de hoeveelheid fosfaat die wordt geëxporteerd. Bij stikstof lag dat percentage in 2022 op 14%; dat is een lichte stijging ten opzichte van eerdere jaren. In totaal blijft de import van stikstof en fosfaat via mest vrij stabiel schommelen tussen 4 en 5 miljoen kg stikstof respectievelijk 2 en 3 miljoen kg fosfaat (zie figuur 8.4).
Qua aantallen transporten en tonnen bestaat het grootste deel van de mestimport uit paardenmest voor de productie van champost, het substraat voor de champignonteelt (CBS, 2023a). Kijkend naar stikstof en fosfaat komen de meeste kilogrammen echter via pluimveemest Nederland binnen (RVO, 2023a). Dit ligt aan het hoge drogestofgehalte van pluimveemest, waardoor nutriënten veel geconcentreerder zijn. Importmest komt grotendeels uit de omringende landen.
Bij champost moet worden opgemerkt dat een deel hiervan na de champignonteelt als organische meststof terechtkomt op Nederlandse akkers. Akkerbouwers hebben bij de bemesting met champost het voordeel dat maar 75% van de hoeveelheid fosfaat meetelt in de berekening van de fosfaatgebruiknorm (RVO, 2023b).