Beregening op melkveebedrijven
Laatste update: 17 december 2024 Update frequentie: Jaarlijks
Op melkveebedrijven waarop het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) is gericht, is het aandeel van de bedrijven dat beregent in 2023 hoger dan het jaar ervoor. De watergift per beregende ha in 2023 is echter kleiner dan in 2022. In perioden van droogte (jaren 2018-2020 en 2022) hebben melkveebedrijven de gewassen veelal intensiever beregend.
Aandeel
Grafiek wordt geladen...
In 2023 heeft 28% van de melkveebedrijven waarop het LMM is gericht beregening toegepast. Alleen in 2020 was dit aandeel hoger (33%). Het jaar 2023 betreft voorlopige cijfers.
Watergift
Grafiek wordt geladen...
De gemiddelde watergift op het beregende areaal, uitgedrukt in mm, bedroeg in 2023 50 mm. In de vijf voorafgaande jaren was de watergift gelijk (in 2021) of hoger dan in 2023. Het jaar 2023 betreft voorlopige cijfers.
Regio
Grafiek wordt geladen...
In de Lössregio wordt niet elk jaar beregend door melkveehouders, in de andere grondsoortregio’s is dat wel het geval in de laatste 5 jaar. Het aandeel melkveebedrijven met beregening is in 2023 het grootst in de Zandregio met 33%. Het jaar 2023 betreft voorlopige cijfers.
Door middel van beregening wordt getracht om de droogteschade aan de opbrengst en de kwaliteit van voedergewassen te beperken. Daarbij is het voor het verkrijgen van de weidepremie van belang om voldoende weide-uren te behalen. Ten opzichte van het voorgaande jaar is het aandeel melkveebedrijven dat beregende in 2023 met 7 procentpunten toegenomen tot 28%. Overigens was het weer voor melkveebedrijven niet ongunstig voor zowel de gras- als de maisteelt. In de Zandregio vindt men het hoogste aandeel van bedrijven dat beregende (2023: 33%) vanwege de grotere mate van droogtegevoeligheid.
Droogte wederom aanwezig
De mate waarin er op de melkveebedrijven beregend wordt, verschilt van jaar tot jaar en tussen grondsoortregio’s. In de eerste 7 jaren van de periode 2010-2022 varieerde het percentage melkveebedrijven met beregening van 5 tot 15%. In de periode 2018-2020 was dit aanzienlijk gestegen, waarbij er in 2020 een uitschieter was met een beregeningspercentage van 33%. Dat niveau werd in 2023 niet gehaald, maar 2023 was het jaar met het op één na hoogste aandeel bedrijven met beregening van de periode 2010-2023.Om de schade door droogte nog enigszins te beperken, is er veel geïnvesteerd in (extra) beregeningsapparatuur. Vanwege de droogte is er in de jaren 2018-2020 ook frequenter en op meer gewassen beregend. In 2018 steeg de beregeningsintensiteit (totale watergift in millimeters op de beregende oppervlakte) naar ruim 90 mm, wat ruim het dubbele is van de 40 mm die er gemiddeld in de periode 2010-2017 nog werd gegeven. In 2023 was de noodzaak voor beregening iets minder dan in 2018, waardoor het aandeel melkveebedrijven dat beregent is afgenomen tot 28%. De beregeningsintensiteit was in 2023 met 50 mm, ongeveer 40 mm lager in vergelijking met het extreem droge jaar 2018.Zandregio
Grafiek wordt geladen...
Zowel in 2022 als in 2023 paste een derde deel van de melkveebedrijven in de Zandregio beregening toe. In 2020 was dit aandeel met 40% het grootst in de periode 2010-2023. Het jaar 2023 betreft voorlopige cijfers.
Kleiregio
Grafiek wordt geladen...
Na het jaar 2020 met een aandeel van 30% van de melkveebedrijven in de Kleiregio met beregening, was 2023 het jaar met het op één na grootste aandeel van 26%. Het jaar 2023 betreft voorlopige cijfers.
Veenregio
Grafiek wordt geladen...
In de Veenregio was het aandeel melkveebedrijven met beregening 17%. Alleen in de jaren 2018 en 2020 was dit aandeel groter. Het jaar 2023 betreft voorlopige cijfers.
Lössregio
Grafiek wordt geladen...
In de Lössregio werd in 2023 niet beregend op melkveebedrijven. Het aandeel bedrijven met beregening was in 2019 9% en in 2022 5%. Het jaar 2023 betreft voorlopige cijfers.
Verschillen tussen regio’s aanwezig
In de Zandregio vond op de melkveebedrijven met droogtegevoelige gronden al langere tijd irrigatie plaats van met name grasland. Meer en langere periodes van droogte noopten ook andere melkveehouders tot investeringen in beregeningscapaciteit en het beregenen van mais ten behoeve van de kolfzetting. Deze ontwikkelingen hebben in de periode van 2018-2020 zowel in de Zandregio als de Klei- en Veenregio tot een toename geleid van zowel het aandeel bedrijven met beregening als van de beregeningsintensiteit. Zo paste in 2020 40% van de bedrijven in de Zandregio en ongeveer 30% van de bedrijven in de Kleiregio beregening toe, terwijl 18% van de melkveebedrijven in de Veenregio beregening toepaste. In 2021 bleek men door minder droogte fors minder te beregenen. Zo paste in de Zandregio nog maar 15% van het aantal bedrijven in die regio beregening toe en 1 tot 2% in de Klei- en Veenregio. Landelijk is aantal bedrijven dat beregent gedaald van 33% in 2020 naar 8% in 2021. In de Lössregio is irrigatie veel kostbaarder te organiseren dan in de andere regio’s. Als gevolg daarvan is beregening de afgelopen jaren niet tot weinig toegepast. In 2022 en 2023 was de behoefte aan beregening in alle grondsoortregio’s wederom aanwezig waarbij de Zandregio vooropliep in zowel het aandeel van de bedrijven als in de beregeningsintensiteit.Zandregio
Grafiek wordt geladen...
De watergift op beregend areaal van melkveebedrijven in de Zandregio was hoog in de jaren 2018-2020 en in 2022. In 2023 bedroeg de watergift gemiddeld 55 mm. Het jaar 2023 betreft voorlopige cijfers.
Kleiregio
Grafiek wordt geladen...
De watergift op beregend areaal van melkveebedrijven in de Kleiregio was hoog in de jaren 2014, 2018-2020 en in 2022. In 2023 bedroeg de watergift gemiddeld 32 mm. Het jaar 2023 betreft voorlopige cijfers.
Veenregio
Grafiek wordt geladen...
De watergift op beregend areaal van melkveebedrijven in de Veenregio was hoog in de jaren 2020 en 2022. In 2023 bedroeg de watergift gemiddeld 48 mm. Het jaar 2023 betreft voorlopige cijfers.
Lössregio
Grafiek wordt geladen...
In de Lössregio werd in 2019 en 2022 beregend op melkveebedrijven. In 2022 was de watergift per beregende ha gemiddeld 30 mm. Het jaar 2023 betreft voorlopige cijfers.
Beregening en benutting van nutriënten
De belangrijkste reden voor beregening is om droogteschade aan het gewas te voorkomen. Door aanvulling van de voorraad bodemvocht worden de gewasgroei en -ontwikkeling minder beperkt en financiële risico’s ten aanzien van een lagere omzet afgedekt. Door opbrengstderving te voorkomen, kan ook worden voorkomen dat de in de bodem aanwezige nutriënten onbenut blijven.In weerjaren zonder extremen, zoals 2021, zijn het vooral de bedrijven op droogtegevoelige zandgrond die hun nieuw ingezaaide grasland en weidepercelen irrigeren. In de afgelopen jaren zijn er regelmatig droge perioden geweest en moesten ook de mais- en andere graspercelen intensief worden beregend om misoogsten te voorkomen. Beregening kan op diverse manieren: met een waterkanon, sproeiboom of door middel van druppelslangen. Het gebruikte water is in de Zandregio meestal grondwater, in de Klei- en Veenregio is het veelal oppervlaktewater. In de Lössregio worden de gewassen, bij gebrek aan grond- en oppervlaktewater, soms met leidingwater van de drinkwatermaatschappij geïrrigeerd.
Over de indicator
Aandeel beregening: deze indicator geeft per jaar weer welk percentage van de bedrijven ten minste eenmaal een gewas beregend heeft.Beregeningsintensiteit: deze indicator beschrijft de watergift (in millimeters) die gemiddeld via beregening op de beregende percelen gegeven is.
Bron en getoonde groep bedrijven
De gegevens voor beide indicatoren zijn afkomstig uit het Bedrijveninformatienet van Wageningen Social & Economic Research. Binnen het Bedrijveninformatienet verzamelt Wageningen Social & Economic Research bedrijfsgegevens over ongeveer 1.500 individuele land- en tuinbouwbedrijven. De verzamelde gegevens betreffen vooral financieel-economische en duurzaamheidsgegevens.Alleen bedrijven in het Bedrijveninformatienet die binnen de definitie van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) vallen, worden getoond. Voor de bedrijven geldt dat ze minimaal 25.000 euro Standaardopbrengst hebben en 10 of meer ha cultuurgrond gebruiken.