Steekproef en representativiteit overige dierbedrijven in het LMM

Laatste update: 26 augustus 2025 Update frequentie: Jaarlijks

In 2024 dekt het LMM bijna 79% van het areaal van de overige dierbedrijven

In 2024 dekt het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) 79% van het landbouwareaal dat overige dierbedrijven gebruiken en omvat het 45% van alle overige dierbedrijven. Deze cijfers sluiten aan bij de trend van voorgaande jaren.

Het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) heeft als doel om de effecten van het mestbeleid op de bedrijfsvoering en waterkwaliteit op Nederlandse landbouwbedrijven te monitoren. Hiervoor is het belangrijk dat de gebruikte steekproef representatief is voor de gehele steekproefpopulatie. De opzet van het gehele basismeetnet en de selectie van bedrijven wordt uitgelegd in het artikel 'Opzet van het Basismeetnet'.

Wijzigingen in de Landbouwtelling hebben vanaf 2016 geleid tot fors lagere aantallen overige dierbedrijven. Verder zijn de aantallen paarden en pony’s niet uitgevraagd in de Landbouwtelling van 2022 waarvoor bedrijven met paarden en pony’s in 2022 niet zijn ingedeeld bij overige dierbedrijven maar veelal zijn ingedeeld in de categorie akkerbouwbedrijven. Vanaf 2023 wordt het aantal paarden en pony’s wel weer uitgevraagd in de Landbouwtelling waardoor het aantal overige dierbedrijven weer uitkomt op een vergelijkbaar aantal overige dierbedrijven als in de periode 2016-2021.

Steekproefpopulatie

De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
Het aantal overige dierbedrijven in Nederland is – met uitzondering van 2022 – sinds 2016 redelijk stabiel. De steekproefpopulatie van het LMM telde in 2024 5.344 bedrijven.

Dekking

De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
In 2024 dekt het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) 45% van het aantal overige dierbedrijven, 75% van het aantal fosfaat-GVE en 79% van het landbouwareaal op overige dierbedrijven. Deze cijfers sluiten aan bij de trend van voorgaande jaren.

Bedrijfstype

De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
Onder overige dierbedrijven vallen diverse bedrijfstypes. De dekkingsgraad verschilt per bedrijfstype. Zo heeft bedrijfstype 'Akkerbouw-graasdieren gecombineerd' een dekking van 96% van het areaal, terwijl dat bij 'Paard- en ponybedrijven' slechts 54% is.

Steekproefbedrijven

De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
De resultaten van de landbouwpraktijk van overige dierbedrijven zijn gebaseerd op 46 tot 67 bedrijven afhankelijk van het jaar.

De dekking van overige dierbedrijven is in vergelijking met bijvoorbeeld melkvee en akkerbouwbedrijven relatief laag. Onder overige dierbedrijven vallen namelijk ook veel kleine bedrijven, die buiten het LMM vallen, omdat ze niet aan de voorwaarden voldoen. De voorwaarden van het LMM zijn minimale omvang van 10 ha cultuurgrond in gebruik en een minimale omzet van 25.000 euro Standaardopbrengst per jaar. Van de 5.344 overige dierbedrijven die in 2024 de steekproefpopulatie vallen, worden van ongeveer 32 bedrijven de waterkwaliteit gemonitord. De resultaten van de landbouwpraktijk van overige dierbedrijven zijn gebaseerd op 55 overige dierbedrijven in het Bedrijveninformatienet.

Regionale verschillen

De dekking van overige dierbedrijven is in de Klei- en Lössregio vergelijkbaar (hoewel dekking van het aantal bedrijven hoger is in de Lössregio). In de Zandregio is de dekking wat lager.

Zandregio

De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
De dekking van overige dierbedrijven in de Zandregio is ongeveer 49% voor het aantal bedrijven, 79% voor Fosfaat-GVE en 86% voor het areaal. Fosfaat-GVE is de som van de dieraantallen per diercategorie maal de fosfaatnorm per GVE per diercategorie.

Kleiregio

De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
De dekking van overige dierbedrijven in de Kleiregio is ongeveer 57% voor het aantal bedrijven, 87% voor Fosfaat-GVE en 91% voor het areaal. Fosfaat-GVE is de som van de dieraantallen per diercategorie maal de fosfaatnorm per GVE per diercategorie.

Lössregio

De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
De dekking van overige dierbedrijven in de Lössregio is ongeveer 70% voor het aantal bedrijven, 93% voor Fosfaat-GVE en 94% voor het areaal. Fosfaat-GVE is de som van de dieraantallen per diercategorie maal de fosfaatnorm per GVE per diercategorie.

Zandregio

De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
De resultaten van de landbouwpraktijk van overige dierbedrijven in de Zandregio zijn gebaseerd op 23 tot 35 bedrijven afhankelijk van het jaar.

Kleiregio

De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
De resultaten van de landbouwpraktijk van overige dierbedrijven in de Kleiregio zijn gebaseerd op 15 tot en met 25 bedrijven afhankelijk van het jaar.

Lössregio

De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
De resultaten van de landbouwpraktijk van overige dierbedrijven in de Lössregio zijn gebaseerd op 6 tot en met 10 bedrijven afhankelijk van het jaar. Dit aantal per jaar is lager dan het minimale aantal bedrijven om te publiceren. Daarom wordt over de overige dierbedrijven in de Lössregio niet afzonderlijk gepubliceerd.

Bron

De gegevens voor de steekproefpopulatie en dekking zijn afkomstig uit de CBS-Landbouwtelling. De CBS-Landbouwtelling verzamelt gegevens over het gewasareaal door jaarlijks vragenlijsten uit te sturen naar agrarische bedrijven in Nederland. Landbouwbedrijven geven hierop gedetailleerde informatie over de grootte en samenstelling van hun gewasareaal, inclusief het aantal ha per gewas. De gegevensverzameling is verplicht, zodat een nauwkeurig en compleet overzicht van de Nederlandse landbouw kan worden verkregen. De gegevens voor steekproefbedrijven zijn afkomstig uit het Bedrijveninformatienet van Wageningen Social & Economic Research. Binnen het Bedrijveninformatienet verzamelt Wageningen Social & Economic Research bedrijfsgegevens over ongeveer 1.500 individuele land- en tuinbouwbedrijven. De verzamelde gegevens betreffen vooral financieel-economische en duurzaamheidsgegevens. Alleen bedrijven die binnen de definitie van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) vallen, worden getoond. Voor deze bedrijven geldt dat ze minimaal 25.000 euro Standaardopbrengst moeten hebben en meer dan 10 ha cultuurgrond moeten bezitten.