Aboluut PM10 - Veehouderij |
Fijnstofemissie uit de landbouw daalt
|
14-12-2023
|
Sinds 1990 is het aandeel van de PM10-emissie uit de land- en tuinbouw in de totale PM10-emissie in Nederland gestaag toegenomen, van 6% naar ruim 19% in 2021. Absoluut lag de uitstoot van PM10 door de landbouw in 2021 op 5.500 ton. Ten opzichte van 2016 is deze met circa 15% gedaald. Het aandeel van de PM2,5-emissie uit de landbouw is ook gestegen van 1% in 1990 naar 3,5% in 2021. Dat aandeel is dus relatief veel kleiner dan bij PM10. Reden voor de stijgende aandelen uit de landbouw is een relatief sterkere afname van de fijnstofemissies in andere sectoren en niet zo zeer een stijging van de absolute fijnstofemissie uit de landbouw.
|
Fijnstof, dat zijn zwevende stofdeeltjes in de lucht, is een vorm van luchtvervuiling en schadelijk voor de gezondheid. Het is ingedeeld in PM10 en in PM2,5, waarbij dit laatste de fijnere fractie is. Wettelijke grenswaarden met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn in Nederland vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). De grenswaarden zijn gebaseerd op de EU-richtlijn luchtkwaliteit 2008/5/EG (EU, 2008) en bedragen als jaargemiddelde concentratie 40 Āµg/m3 voor PM10 en 25 Āµg/m3 voor PM2,5. Naast de wetgeving hebben het Rijk, de provincies en een groot deel van de gemeentes samen een akkoord gesloten om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit is het Schone Lucht Akkoord 2030, waarin de WHO-advieswaarden van 2005 worden nagestreefd: 20 Āµg/m3 voor PM10 en 10 Āµg/m3 voor PM2,5. Binnen Europa is er een voorstel gedaan om ook de Europese richtlijnen aan te scherpen naar de WHO-advieswaardes van 2005. Dit wordt momenteel besproken (Schone Lucht Akkoord, 2023). Het Schone Lucht Akkoord is concreet gemaakt in de Uitvoeringsagenda Schone Lucht Akkoord 2021-2023 (IenW, 2023). Hierin zijn streefdoelen voor de reductie van de negatieve gezondheidseffecten van luchtemissie in 2030 ten opzichte van 2016 per sector aangegeven. Voor de landbouw is dat 37%. De grenswaardes voor luchtkwaliteit kunnen lokaal en regionaal worden overschreden, terwijl het landelijk gemiddelde onder de norm ligt. De relatie tussen landelijke emissiecijfers en concentraties op lokaal en regionaal niveau is daarom moeilijk te leggen.
De pluimveesector levert de laatste jaren de grootste bijdrage aan de PM10-emissie uit de landbouw, in 2021 ging het om 65%. In gebieden met veel pluimveebedrijven zoals de Gelderse Vallei, De Meijerij, het Peelgebied, en delen van Twente is daarom de concentratie van fijnstof relatief hoog. De fijnstofemissie in de pluimveehouderij verdubbelde tussen 1995 en 2015 als gevolg van de overgang van batterijhuisvesting naar grond- en voliĆØrehuisvesting. De daling van de fijnstofemissie na 2015 is vrijwel volledig toe te schrijven aan de pluimveehouderij, onder andere door investeringen in staltechnieken om de fijnstofuitstoot te verminderen, zoals droogtunnels en biofilters.
Het aandeel van de varkenshouderij in de fijnstofemissie uit de landbouw lag in 2021 op 15%, een daling van 15 procentpunten ten opzicht van 1990. De belangrijkste reden voor deze daling is de toename van het aantal luchtwassers in varkensstallen. In de rundveehouderij is het aandeel van de fijnstofemissie in 2021 5,5%. Absoluut ligt de emissie uit de rundveehouderij 30% lager dan 1990, vooral dankzij lagere dierenaantallen en minder beweiding. De fijnstofemissies uit de overige land- en tuinbouw blijven vrijwel constant rond 18%. Het betreft voornamelijk emissies die plaatsvinden bij het lossen, laden en aanwenden van kunstmest, het lossen van krachtvoer, het toedienen van gewasbeschermingsmiddelen en oogstwerkzaamheden.
|