Beschouwing - Land- en tuinbouw |
De land- en tuinbouw 3P-breed
|
2-2-2016
|
De agrarische sector is een dynamische sector, die zich voortdurend aanpast aan de nieuwste eisen van overheden en maatschappij en wensen van consumenten. De dynamiek wordt mede bepaald door vernieuwing en groei van de bedrijven. Innovatie is een belangrijk onderwerp in de sector. De gemiddelde omvang van bedrijven neemt toe, waardoor schaalvoordelen kunnen worden benut. De resultaten van de bedrijven vertonen de laatste jaren sterkere schommelingen dan in het verleden. Het resultaat is ook in grotere mate afhankelijk van crises, zoals EHEC of dierziekten. Een sterk verminderde vraag of sterke prijsval kan voor grotere bedrijven met hoge betalingsverplichtingen flinke gevolgen hebben voor de continuĆÆteitspositie. Het imago van de sectoren is redelijk tot goed, maar dat geldt niet voor de zeer grootschalige veehouderij zoals blijkt uit de discussie over megastallen. Op het gebied van de planet-indicatoren worden de stappen richting duurzaamheid steeds kleiner en lijken de grenzen binnen de bestaande systemen bereikt, al zijn er nog wel grote verschillen tussen bedrijven. De sector staat voor de uitdaging om door middel van innovatie hierin nieuwe mogelijkheden te ontdekken.
|
People Het imago van de verschillende sectoren in de land- en tuinbouw is redelijk tot goed. Desondanks valt het voor veel bedrijven in de sector niet mee om aan goed personeel te komen. Ook binnen de sector is er sprake van een kleiner draagvlak, want het aantal bedrijven met een opvolger neemt af. Dit verschilt echter wel tussen subsectoren en gebieden. De sector is volop bezig met het implementeren van maatschappelijke eisen. Het antibioticagebruik in de veehouderij bijvoorbeeld is de laatste jaren sterk teruggelopen. Meer beweiding en verbetering van dierenwelzijn blijven prioriteit vragen. De landbouwsector is de grootste grondgebruiker in Nederland en daardoor sterk beeldbepalend. Schaalvergroting kan uit economisch, landschappelijk en milieuoogpunt voordelen opleveren, mits geen verrommeling ontstaat in de vorm van oude c.q. vervallen stallen en kassen. Belangrijk is dat nieuwe, grotere bedrijven op een juiste manier in het landschap worden ingepast. Sterke schaalvergroting stuit lokaal vaak op verzet. Vestigen van nieuwe megabedrijven of uitbreiden van bestaande bedrijven is daarom in verschillende provincies gelimiteerd.
Planet De Nederlandse land- en tuinbouw was in 2013 verantwoordelijk voor ruim 4% van het totale energiegebruik in Nederland. De land- en tuinbouw was dat jaar ook verantwoordelijk voor 44% van de landelijke productie van duurzame energie (incl. biomassa levering). De broeikasgasemissie uit de land- en tuinbouw is sinds 1990 sterk afgenomen, maar de laatste jaren is er weer sprake van een lichte toename. Van de totale emissie in Nederland is 12,5% afkomstig uit de land- en tuinbouw. Ook de mineralenoverschotten in de land- en tuinbouw zijn sterk teruggelopen. De laatste jaren zijn ze echter niet verder gedaald. Het stikstofoverschot is op akkerbouw- en melkveebedrijven sinds 2008 min of meer gestabiliseerd, terwijl het fosfaatoverschot nog steeds daalt. De aanvoer van kunstmest neemt nog wel steeds af, maar de productie van dierlijke mest is gegroeid, mede door uitbreiding van de veestapel. De fijnstofemissie uit de land- en tuinbouw is sinds 1990 met een kwart toegenomen. Vooral de pluimveehouderij stoot veel fijnstof uit. De afzet van gewasbeschermingsmiddelen vertoont een licht dalende trend. Op veel plekken is ook nog sprake van een overschrijding van het maximaal toelaatbare risico (MTR) bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, met name door puntbelasting. Wel groeit het relatieve oppervlak in Nederland waar geen MTR-overschrijdingen gevonden worden.
Profit Het aantal bedrijven met een bedrijfsopvolger loopt nog steeds terug, wat aangeeft dat ook de komende jaren bedrijven zullen worden beĆ«indigd. De praktijk is wel dat die vrijvallende productiecapaciteit door andere bedrijven wordt overgenomen. ContinuĆÆteit van de sector is dus iets anders dan continuĆÆteit van individuele bedrijven. De totale agrosector (agrocomplex) heeft een aandeel van 8% in de toegevoegde waarde en werkgelegenheid in Nederland. In 2013 was het aandeel primaire land- en tuinbouw binnen het totale agrocomplex 28% van de werkgelegenheid en 22% van de toegevoegde waarde. Na BelgiĆ« en het Verenigd Koninkrijk is het inkomen uit bedrijf per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje) in Nederland het hoogst van Europa. Het verschil met de overige landen in Europa is echter kleiner geworden of verdwenen. Het gemiddelde inkomen uit bedrijf voor Nederlandse land- en tuinbouw bedrijven is in vergelijking met begin jaren '90 nauwelijks veranderd, terwijl dit in andere landen sterk groeide, soms zelfs verdubbelde. De bedrijfseconomische resultaten van de Nederlandse bedrijven schommelen sterk tussen jaren en verschillen ook sterk tussen bedrijven in hetzelfde jaar. De volatiliteit van prijzen en inkomens is na de ontkoppeling van Europese premies toegenomen. Met name in de melkveehouderij, tot 2006 een redelijk inkomensstabiele sector, is de laatste jaren sprake van een sterke schommeling van het inkomen. De gemiddelde rentabiliteit ligt gemiddeld onder de 100%. Dat betekent dat de inzet van eigen arbeid en kapitaal niet marktconform worden vergoed. Toch zijn er bedrijven waar die vergoeding wel marktconform is. Die bedrijven hebben de mogelijkheid om te innoveren en te groeien. Zo draagt die diversiteit bij tot een vernieuwing en verdere verduurzaming van de sector.
|