|
Kies een indicator
Onbetaalde en betaalde aje - Land- en tuinbouw |
Arbeidsvolume primaire land- en tuinbouw licht gedaald
|
11-12-2023
|
Het arbeidsvolume in de land- en tuinbouw is in 2022 met 1.500 arbeidsjaareenheden (aje) afgenomen tot 158.900 aje (-0,9%). In de periode 2017-2021 nam het arbeidsvolume nog toe met in totaal 9.600 aje, wat vooral te danken was aan de groei van de glastuinbouw. Voor deze jaren is het arbeidsvolume geleidelijk gedaald, met gemiddeld 2,0% per jaar in de periode 2000-2017.
|
Het arbeidsvolume is een maat voor de werkgelegenheid, uitgedrukt in voltijdbanen. Hiervoor wordt binnen de land- en tuinbouw de term arbeidsjaareenheid (aje) gebruikt. Een arbeidskracht die 2.000 uur of meer werkt, wordt gezien als 1 aje. In dit kengetal is (een deel van de) flexibele arbeid opgenomen, het totaal aan flexibele arbeid is lastig vast te stellen omdat de inzet is beperkt tot piekperioden en er geen sprake is van jaarrondbanen.
Arbeidsvolume van gezin voor het eerst lager dan van personeel
Het arbeidsvolume van het gezin (bedrijfshoofden, echtgenoten en meewerkende familie) is in 2022 met 2,4% gedaald tot bijna 79.000 aje; van buiten het gezin nam de inzet heel licht toe tot ruim 80.000 aje, waarmee voor het eerst het arbeidsvolume van het gezin lager is dan van buiten het gezin (zie figuur). Het aandeel van de gezinsarbeid is afgenomen van 67% in 2000 tot 49% in 2022 ( zie tabel). Het aandeel van de niet-gezinsarbeidskrachten (verder ook aangeduid met personeel) met een vast contract schommelde in de jaren 2000-2018 rond een kwart, maar is daarna gestegen tot 30% in 2022. Het personeel dat op niet-regelmatig basis werkt, had in 2000 een aandeel van 7% in het arbeidsvolume en 20% in 2022.
Werkgelegenheid op land- en tuinbouwbedrijven naar bedrijfstype, 2000 en 2022 |
Glastuinbouw | 52.693 | 46.932 | 28 | 8 | 6 | 16,8 | | Opengrondstuinbouw | 33.988 | 28.673 | 47 | 30 | 3,2 | 5 | | Akkerbouw | 19.374 | 20.104 | 81 | 77 | 1,3 | 1,6 | | Melkveehouderij | 45.810 | 33.331 | 93 | 87 | 2 | 2,4 | | Overige graasdierhouderij | 22.801 | 11.857 | 85 | 84 | 1,1 | 1,4 | | Intensieve veehouderij | 22.164 | 11.955 | 79 | 64 | 1,8 | 2,4 | | Gecombineerd | 15.298 | 7.091 | 85 | 68 | 2 | 2,5 | | Alle | 212.129 | 158.944 | 67 | 49 | 2,2 | 3,1 | |
Glastuinbouw- en melkveebedrijven goed voor de helft van de werkgelegenheid
De helft van de werkgelegenheid (op basis van het arbeidsvolume in aje) is geconcentreerd op de glastuinbouw- en melkveebedrijven (tabel). De samenstelling verschilt echter sterk: in de melkveehouderij heeft het gezin veruit de grootste inbreng (87% in 2022), terwijl dat in de glastuinbouw geldt voor vast en flexibel personeel (92% in 2022). De vermindering van het aantal bedrijven in combinatie met een sterke schaalvergroting in de tuinbouw – vooral de glastuinbouw – heeft gezorgd voor een verschuiving van gezinsarbeid naar personeel van buiten het gezin. Van het personeel buiten het gezin werkt nu 78% op tuinbouwbedrijven (glastuinbouw- en opengrondstuinbouwbedrijven). De bedrijven in de meer grondgebonden sectoren steunen nog altijd voor het overgrote deel op de inzet van het gezin (tabel).
Snellere toename arbeidsbezetting
De benodigde arbeid per bedrijf neemt enerzijds toe door de groei van de bedrijfsomvang en daalt anderzijds door toename van de arbeidsproductiviteit. Het eerste effect is iets groter waardoor over een langere periode bezien de gemiddelde arbeidsbezetting per bedrijf is gestegen, van 2,18 aje in 2000 tot 3,12 aje per bedrijf in 2022 (figuur en tabel), een gemiddelde jaarlijkse groei van 1,6%. In 2016 vond een sprong plaats (van 2,45 naar 2,75 aje per bedrijf) door een verandering in de registratie van bedrijven, waardoor een groot aantal zeer kleine bedrijven met weinig arbeidskrachten wegviel. Tussen 2000 en 2015 nam de arbeidsbezetting toe met gemiddeld 0,8% per jaar, tussen 2016-2022 met 2,1% per jaar.
Tussen de sectoren loopt de arbeidsbezetting in 2022 uiteen van 1,4 aje per bedrijf op de overige graasdierbedrijven, 2,4 aje op de melkveebedrijven, tot 16,8 aje per bedrijf op de glastuinbouwbedrijven. In de laatste sector is de arbeidsbezetting vanaf 2000 met een factor 2,8 gestegen.
Aantal regelmatig werkzame arbeidskrachten
Een andere wijze van berekening van de werkgelegenheid gaat uit van het aantal arbeidskrachten, waarbij niet wordt gekeken naar de inzet in arbeidsuren. Van de bijna 179.000 regelmatig werkzame (vaste) arbeidskrachten volgens de Landbouwtelling behoorden in 2022 bijna 112.000 tot het gezin (bedrijfshoofden, echtgenoten en meewerkende familie), ofwel 62% tegen 71% in 2016. Het aantal niet-gezinsarbeidskrachten (personeel) is in 2021 met 8.300 toegenomen tot bijna 66.000, een plus van 14%; in 2022 met ruim 1.000 tot 67.000, een plus van 1,5%. In deze cijfers zijn de flexibele arbeidskrachten (uitzendkrachten en personeel met tijdelijke contracten) niet opgenomen. De vaste arbeidskrachten hebben meestal (volledige) jaarrondbanen, terwijl de inzet van flexibele arbeidskrachten met name in de tuinbouwsectoren beperkt is tot de piekperioden. In de oogst-/piekperioden kunnen grote aantallen mensen aan het werk zijn, maar slechts voor (hele) korte perioden.
In piekperioden neemt inhuur personeel toe met factor 2,5
In het arbeidsmarktonderzoek van de sector agrarisch en groen (Grotenhuis et al., 2022) is ook de omvang van de inhuur van arbeidskrachten opgenomen. In 2021 werden er volgens dit onderzoek 43.000 arbeidskrachten op structurele basis ingehuurd (niet op de loonlijst), en tijdens de piekperioden liep het aantal op tot 105.000, twee en een half maal zo hoog.
Voor de personeelsvoorziening zijn de land- en tuinbouwbedrijven steeds afhankelijker geworden van arbeidsmigranten, werknemers zonder de Nederlandse nationaliteit werkzaam bij Nederlandse bedrijven. In 2019 was ongeveer een derde van de werknemers in directe dienst bij de land- en tuinbouwsector een arbeidsmigrant, en naar schatting 90% van de uitzendkrachten was een arbeidsmigrant (Heyma et al., 2020).
Spanning op arbeidsmarkt op hoog niveau gestabiliseerd Na de financiële en economische crisis is het aantal openstaande vacatures opgelopen tot het aanbreken van de coronacrisis in 2020. Na de terugval in dat jaar, is het aantal openstaande vacatures vanaf het eerste kwartaal van 2021 zeer sterk gestegen en vanaf het derde kwartaal van 2022 gestabiliseerd (figuur 2.14). De bedrijfstak landbouw, bosbouw en visserij1 volgt over het algemeen het patroon van alle economische activiteiten, maar met minder krapte en met meer fluctuaties door de seizoensvraag naar arbeid.
Om een indruk te krijgen van de verhouding tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt heeft het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) de Spanningsindicator Arbeidsmarkt ontwikkeld. Na de economische crisis herstelde de arbeidsmarkt zich vanaf 2013 waardoor de spanning opliep van ruim naar krap, om in de coronacrisis van 2020 terug te zakken naar een gemiddeld niveau. Vanaf het tweede kwartaal van 2021 is de spanning op de arbeidsmarkt echter sterk opgelopen. De totale arbeidsmarkt is in het tweede kwartaal van 2022 voor het eerst als ‘zeer krap’ getypeerd, en dat is zo gebleven tot en met het eerste kwartaal van 2023. De arbeidsmarkt voor agrarische beroepen gold in deze periode als krap.
De oplopende spanning op de arbeidsmarkt in de afgelopen jaren komt ook naar voren uit de CBS-conjunctuurenquête onder Nederlandse ondernemers. Binnen de bedrijfstak landbouw, bosbouw en visserij ondervond tot halverwege 2017 slechts een paar procent van de ondernemers belemmeringen in de bedrijfsvoering door een tekort aan arbeidskrachten. Dat liep op tot 18% in het eerste kwartaal van 2020. Na een afname tot 13% in het eerste kwartaal van 2021, steeg het deel van de ondernemers dat belemmeringen ervoer door een tekort aan arbeidskrachten tot rond 19% vanaf het derde kwartaal van 2021.
1De vacaturegraad is niet beschikbaar voor de primaire land- en tuinbouw. Daarom is gekozen voor de bedrijfstak landbouw, bosbouw en visserij die wat ruimer is dan alleen de primaire land- en tuinbouw. Binnen de bedrijfstak landbouw, bosbouw en visserij neemt de primaire land- en tuinbouw zo’n 75% van de banen voor z’n rekening.
|
Kies een sector
Alles over
|
-
No data for this filter criteria
|
|
No data for this filter criteria
|
|
No data for this filter criteria
|
|
No data for this filter criteria
|
|
|
Referenties |
Deze tekst is afkomstig uit de publicatie Staat van Landbouw, Natuur en Voedsel; Editie 2023; Berkhout et al., 2023. Rapport 2023-124.
Toelichting: Spanningsindicator Arbeidsmarkt
De Spanningsindicator Arbeidsmarkt van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) geeft een indicatie van de vraag en het aanbod op de arbeidsmarkt. De indicator wordt berekend door het geschatte aantal openstaande vacatures te delen door het aantal personen dat op hetzelfde moment korter dan 6 maanden een WW-uitkering ontvangt. Deze grootheden worden gebruikt als benadering van de openstaande vraag en het direct beschikbaar aanbod. De indicator kan een getal geven tussen 0 en oneindig. Hoe hoger het getal, hoe hoger de spanning op de arbeidsmarkt voor werkgevers. Bij een indicator van 0 is de arbeidsmarkt zeer ruim, want er zijn geen openstaande vacatures en wel kortdurend werklozen. Bij veel openstaande vacatures ten opzichte van het aantal kortdurend werklozen is de arbeidsmarkt zeer krap. Er wordt een indeling in vijf categorieën gebruikt:
0 tot 0,25: zeer ruim
0,25 tot 0,67: ruim
0,67 tot 1,5: gemiddeld
1,5 tot 4,0: krap
4,0 of meer: zeer krap
|
Meer informatie |
Toelichting indicator |
Thema omschrijving |
Beleidsinformatie |
Archief
|
|
naar boven
| Loading… |
|
|