Vergelijking in opzet - Melkveehouderij |
Biologische bedrijven hebben afwijkende bedrijfsopzet, hogere melkprijs en vergelijkbaar inkomen
|
6-11-2024
|
In 2023 wordt ongeveer 3,1% van de koeien in Nederland biologisch gehouden. Dit aandeel is de laatste jaren licht gestegen. Biologische bedrijven gebruiken geen chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest en daarmee onderscheiden zij zich van hun gangbare collegaās. Daarnaast zijn biologische bedrijven verplicht weidegang toe te passen en kunnen ze geen gebruikmaken van derogatie voor het gebruik van dierlijke mest. Biologische melkveebedrijven zijn extensiever en hebben een lagere melkproductie per koe. Hun omvang in melk gemeten is ruim een derde lager in vergelijking met de gangbare collegaās. De biologische melkveebedrijven hebben over de periode 2015-2018 een inkomen uit bedrijf per onbetaalde aje dat ruim 10.000 euro hoger ligt dan op de gangbare melkveebedrijven; in de periode 2019-2022 is dit ruim 15.000 euro lager door de relatief hoge gangbare melkprijs. De biologische bedrijven hebben een bijna een derde hogere kostprijs die significant verschillend is.
In dit artikel wordt ingegaan op de verschillen in structuur en economie tussen gangbare en biologische melkveebedrijven in Nederland. Door de cijfers te presenteren voor 2015-2018 en 2019-2022 is ook de ontwikkeling zichtbaar van beide typen melkveebedrijven. De verschillen in resultaten tussen biologisch en gangbaar in dit artikel zijn gebaseerd op bedrijven die biologisch zijn. Omschakeling naar biologisch heeft ook economische gevolgen voor het bedrijf maar deze zijn voor deze bedrijven niet beschouwd omdat de omschakeling in het verleden heeft plaatsgevonden.
In 2023 worden er in Nederland bijna 48.700 melkkoeien biologisch gehouden, zo blijkt uit de Landbouwtellingscijfers van het CBS. Dit is 3,1% van het totaal aantal koeien. Van de 14.264 bedrijven met melkkoeien in 2023 zijn er 526 biologisch (3,7%). In 2010 waren deze percentages met respectievelijk 1,6 en 2,0 een stuk lager.
|
Bedrijfsopzet: biologische bedrijven zijn extensiever dan gangbare melkveebedrijven Per hectare voedergewas produceren de biologische melkveebedrijven ruim de helft minder melk dan de gangbare melkveebedrijven (tabel 1 en 2). Dit hangt samen met het feit dat de biologische melkveebedrijven minder koeien per hectare houden en minder melk per koe produceren. Dit heeft tot gevolg dat er verhoudingsgewijs meer voer van eigen land wordt gevoerd. Door de tijd heen neemt de hoeveelheid geproduceerde melk per hectare voedergewassen op de gangbare bedrijven toe; op de biologische bedrijven is dit niet het geval. Ten opzichte van het gemiddelde gangbare melkveebedrijf heeft het biologische bedrijf een groter areaal, waarop minder melkkoeien gehouden worden. Door een lager bemestingsniveau en een lagere krachtvoergift wordt een ruim 20% lagere melkproductie per koe gerealiseerd.
Andere (vaak logische) verschillen zijn: biologische bedrijven passen meer weidegang toe, het aandeel melkrobots is hoger en ze gebruiken nauwelijks antibiotica (dit is wel toegestaan in de biologische melkveehouderij). Alleen de verschillen bij weidegang en antibioticagebruik zijn significant verschillend.
Tabel 1 Structuur melkveebedrijven naar gangbaar en biologisch 2015-2018 |
Aantal steekproef bedrijven (per jaar) | 274 | 32 | 306 | | | Aantal bedrijven populatie (per jaar) | 15.809 | 361 | 16.170 | | | Aantal koeien | 101 | 84 | 101 | | | Aantal ha | 54 | 75 | 55 | ** | | Aantal gve per ha | 2,6 | 1,6 | 2,5 | *** | | Aandeel grasland | 83 | 94 | 83 | *** | | Melkproductie per bedrijf (x 1.000 kg) | 874 | 555 | 867 | *** | | Melkproductie per ha voedergewassen (x 1.000 kg) | 16,1 | 7,4 | 15,8 | *** | | Aandeel bedrijven met melkrobot | 24 | 32 | 24 | | | Aandeel bedrijven met bedrijfshoofd jonger dan 50 of met opvolger | 65 | 56 | 65 | | | Melkproductie per koe (kg) | 8.628 | 6.631 | 8.591 | *** | | Jongveebezetting (per 10 melkkoeien) | 6,6 | 6,7 | 6,6 | | | Weidegang (uur per koe per jaar) | 1.412 | 2.999 | 1.447 | *** | | Aandeel biologisch | 0 | 100 | 2,2 | *** | | Vervangingspercentage melkkoeien | 29 | 23 | 29 | | | Antibiotica gebruik (dierdagdoseringen per dierjaar) | 1,3 | 0,18 | 1,28 | *** | |
Tabel 2 Structuur melkveebedrijven naar gangbaar en biologisch 2019-2022 |
Aantal steekproef bedrijven (per jaar) | 275 | 34 | 309 | | | Aantal bedrijven populatie (per jaar) | 13.813 | 451 | 14.264 | | | Aantal koeien | 108 | 89 | 107 | | | Aantal ha | 59 | 86 | 60 | *** | | aantal gve per ha | 2,4 | 1,4 | 2,4 | *** | | Aandeel grasland | 82 | 93 | 83 | *** | | Melkproductie per bedrijf (x 1.000 kg) | 971 | 619 | 960 | *** | | Melkproductie per ha voedergewassen (x 1.000 kg) | 16,5 | 7,2 | 16 | *** | | Aandeel bedrijven met melkrobot | 31 | 35 | 32 | | | Aandeel bedrijven met bedrijfshoofd jonger dan 50 of met opvolger | 62 | 59 | 62 | | | Melkproductie per koe (kg) | 8.984 | 6.960 | 8.931 | *** | | Jongveebezetting (per 10 melkkoeien) | 5,6 | 6,2 | 5,6 | | | Weidegang (uur per koe per jaar) | 1.308 | 3.095 | 1.365 | *** | | Aandeel biologisch | 0 | 100 | 3,2 | *** | | Vervangingspercentage melkkoeien | 23 | 22 | 22 | | | Antibiotica gebruik (dierdagdoseringen per dierjaar) | 0,77 | 0,09 | 0,75 | *** | |
Economie: nauwelijks verschil in inkomen uit bedrijf tussen gangbare en biologische melkveebedrijven De biologische melkveehouders ontvangen een hogere melkprijs voor hun geleverde melk (tabel 3 en 4). De biologische melkprijs kent zijn eigen marktwerking en is feitelijk vanaf 2013 ontkoppeld van de gangbare melkprijs en over een langere periode stabieler. Het verschil is in de periode 2019-2022 teruggelopen naar 10 euro per 100 kg melk terwijl dit in de vier jaar daarvoor nog 14 euro bedroeg. Door dit kleinere verschil is het inkomen uit bedrijf op de biologische bedrijven over deze twee perioden nauwelijks veranderd terwijl deze op de gangbare bedrijven met 27.000 euro per onbetaalde aje is toegenomen (+77%). Deze stijging komt geheel voor rekening van het zeer goede prijsjaar 2022. Zou dit jaar niet worden meegenomen dan daalt het gemiddelde inkomen met 20.000 terwijl dit inkomen op de biologische bedrijven met slechts 5.000 euro zou zijn gedaald. Het inkomen over de periode 2019-2021 zou hiermee bijna vergelijkbaar zijn. Daar staat tegenover dat 2016 een slecht prijsjaar was voor de gangbare melkveehouderij. Als dat jaar niet zou worden meegenomen, dan zou het inkomen vergelijkbaar zijn geweest. De conclusie is ook dat als je over de hele periode 2015-2022 het inkomen uit bedrijf per onbetaalde aje vergelijkt, er nauwelijks een verschil is tussen de gangbare en biologische melkveehouderij (zie ook figuur over inkomensontwikkeling).
De biologische melkveebedrijven hebben een hogere schuldenlast per kg melk. Door een geringere melkproductie per bedrijf resulteert dit bij de biologische bedrijven toch nog in een 13% lagere schuldenlast op bedrijfsniveau dan op de gangbare melkveebedrijven. Dit leidt tot een iets hogere solvabiliteit (Solvabiliteit is het eigen vermogen gedeeld door het totale vermogen. Het totaal vermogen is hierbij gecorrigeerd voor belastinglatentie). De biologische bedrijven hebben een hogere kostprijs in vergelijking met de gangbare bedrijven. Het verschil tussen de kostprijs en de melkprijs is zowel bij de gangbare als biologische melk 6 tot 8 euro per 100 kg, maar door de eerdergenoemde prijsstijging van de gangbare melk in 2022 is het verschil met de kostprijs in de laatste vierjarige periode teruggelopen naar 3 euro voor de gangbare melk. (In 2022 bedroeg de melkprijs 63,7 euro en was hiermee een stuk hoger dan de kostprijs die 51,5 euro per 100 kg melk bedroeg.)
Ondanks het grote verschil in inkomen is het verschil niet significant. Dit is wel het geval bij de melkprijs en kostprijs en in mindere mate bij de langlopende schulden per kg melk.
Tabel 3 Economie melkveebedrijven naar gangbaar en biologisch 2015-2018 |
Melkprijs (euro per 100 kg melk) | 36 | 50 | 36 | *** | | Kostprijs melk (euro per 100 kg melk) | 42 | 57 | 43 | *** | | Kritieke melkprijs (euro per 100 kg melk) | 42 | 56 | 42 | *** | | Diergezondheidskosten per koe | 98 | 60 | 97 | *** | | Opbrengsten per koe | 3.911 | 4.129 | 3.915 | *** | | Betaalde kosten per koe (incl afschrijving) | 3.381 | 3.345 | 3.380 | *** | | Saldo per koe | 1.984 | 2.408 | 1.992 | *** | | Inkomen uit bedrijf | 54.619 | 65.073 | 54.853 | | | Idem per onbetaalde aje | 34.930 | 45.135 | 35.141 | | | Solvabiliteit | 69 | 73 | 69 | | | Langlopende schulden per 100 kg melk | 118 | 151 | 119 | * | |
Tabel 4 Economie melkveebedrijven naar gangbaar en biologisch 2019-2022 |
Melkprijs (euro per 100 kg melk) | 43 | 53 | 43 | *** | | Kostprijs melk (euro per 100 kg melk) | 46 | 61 | 46 | *** | | Kritieke melkprijs (euro per 100 kg melk) | 44 | 59 | 44 | *** | | Diergezondheidskosten per koe | 116 | 74 | 115 | *** | | Opbrengsten per koe | 4.693 | 4.788 | 4.696 | *** | | Betaalde kosten per koe (incl afschrijving) | 3.773 | 3.959 | 3.778 | *** | | Saldo per koe | 2.520 | 2.646 | 2.523 | | | Inkomen uit bedrijf | 101.059 | 74.407 | 100.217 | | | Idem per onbetaalde aje | 61.808 | 46.430 | 61.332 | | | Solvabiliteit | 74 | 76 | 74 | | | Langlopende schulden per 100 kg melk | 114 | 155 | 114 | * | |
|