Mijn agrimatie
v

Agrimatie - informatie over de agrosector

     
Voedsel-Economisch Bericht
Kies een thema
Internationaal

Agrarische keten

Primaire sector

Consumptie

 
 
 
 
  
Onbetaalde en betaalde aje - Land- en tuinbouw

Arbeidsvolume primaire land- en tuinbouw in 2023 gestegen
19-12-2024
Het arbeidsvolume in de land- en tuinbouw is in 2023 met 1.300 arbeidsjaareenheden (aje) gestegen tot 164.700 aje (3,6%), vooral door meer personeel van buiten het gezin. Met uitzondering van 2022 is het aantal aje na 2017 toegenomen, per saldo met bijna 14.000, een groei van 1,5% per jaar. Voor 2017 is het arbeidsvolume geleidelijk gedaald, met gemiddeld 2,0% per jaar in de periode 2000-2017.

Het arbeidsvolume is een maat voor de werkgelegenheid, uitgedrukt in voltijdbanen. Hiervoor wordt binnen de land- en tuinbouw de term arbeidsjaareenheid (aje) gebruikt. Een arbeidskracht die 2.000 uur of meer werkt, wordt gezien als 1 aje. In dit kengetal is (een deel van de) flexibele arbeid opgenomen, het totaal aan flexibele arbeid is lastig vast te stellen omdat de inzet is beperkt tot piekperioden en er geen jaarrondbanen zijn.
 

Arbeidsvolume personeel in 2023 met 5,6% toegenomen
Het arbeidsvolume van het gezin (bedrijfshoofden, echtgenoten en meewerkende familie) is in 2023 met 1,7% gestegen tot bijna 80.000 aje; van buiten het gezin nam de inzet tot met 5,6% tot bijna 85.000 aje. In 2022 was het arbeidsvolume van het gezin voor het eerst lager dan van buiten het gezin (figuur). Het aandeel van de gezinsarbeid is afgenomen van 66% in 2000 tot 48% in 2023 (tabel). Het aandeel van de niet-gezinsarbeidskrachten (verder ook aangeduid met personeel) met een vast contract schommelde in de jaren 2000-2018 rond een kwart, maar is daarna gestegen tot 31% in 2023. Het personeel dat op niet-regelmatige basis werkt had in 2000 een aandeel van 7% in het arbeidsvolume en 20% in 2023.

Werkgelegenheid op land- en tuinbouwbedrijven naar bedrijfstype, 2000 en 2023
BedrijfstypeAantal aje a Aandeel (%) gezinAje per bedrijf
200020232000202320002023
Glastuinbouw52.67547.490288617,2
Opengrondstuinbouw33.96630.21447283,25,5
Akkerbouw19.33418.88581741,31,7
Melkveehouderij45.75832.897938622,5
Overige graasdierhouderij22.74615.80685791,11,6
Intensieve veehouderij22.13611.93179621,82,6
Gecombineerd 15.2817.507857022,5
Alle211.896164.73066482,23,3
a Arbeidsjaareenheid
Bron: CBS-Landbouwtelling; bewerking: Wageningen Economic Research.


Ruim drie kwart personeel werkt in de tuinbouw
De helft van de werkgelegenheid (op basis van het arbeidsvolume in aje) is geconcentreerd op de glastuinbouw- en melkveebedrijven (tabel 2.5). De samenstelling verschilt echter sterk: in de melkveehouderij heeft het gezin veruit de grootste inbreng (86% in 2023), terwijl dat in de glastuinbouw geldt voor vast en flexibel personeel (92% in 2023). De vermindering van het aantal bedrijven in combinatie met een sterke schaalvergroting in de tuinbouw – vooral de glastuinbouw – heeft gezorgd voor een verschuiving van gezinsarbeid naar personeel van buiten het gezin. Van het personeel buiten het gezin werkt nu 77% op tuinbouwbedrijven (glastuinbouw- en opengrondstuinbouwbedrijven). De bedrijven in de meer grondgebonden sectoren steunen nog altijd voor het overgrote deel op de inzet van het gezin (tabel).

Doorgaande groei arbeidsbezetting
De benodigde arbeid per bedrijf neemt enerzijds toe door de groei van de bedrijfsomvang en daalt anderzijds door toename van de arbeidsproductiviteit. Het eerste effect is iets groter waardoor over een langere periode bezien de gemiddelde arbeidsbezetting per bedrijf is gestegen, van 2,18 aje in 2000 tot 3,25 aje per bedrijf in 2023 (figuur en tabel), een gemiddelde jaarlijkse groei van 1,8%. In 2016 vond een sprong plaats (van 2,45 naar 2,75 aje per bedrijf) door een verandering in de registratie van bedrijven, waardoor een groot aantal zeer kleine bedrijven met weinig arbeidskrachten wegviel. Tussen 2000 en 2015 nam de arbeidsbezetting toe met gemiddeld 0,8% per jaar, tussen 2016-2023 met 2,4% per jaar.

Tussen de sectoren loopt de arbeidsbezetting in 2023 uiteen van 1,6 aje per bedrijf op de overige graasdierbedrijven, 2,5 aje op de melkveebedrijven, tot 17,2 aje per bedrijf op de glastuinbouwbedrijven. In de laatste sector is de arbeidsbezetting vanaf 2000 met een factor 2,9 gestegen.

Aantal regelmatig (vaste) arbeidskrachten met 3,7% gestegen
Een andere wijze van berekening van de werkgelegenheid gaat uit van het aantal arbeidskrachten, waarbij niet wordt gekeken naar de inzet in arbeidsuren. Het aantal regelmatig werkzame (vaste) arbeidskrachten volgens de Landbouwtelling is in 2023 met 6.500 gestegen (3,7%) tot 185.100. Hiervan behoren 114.400 tot het gezin (bedrijfshoofden, echtgenoten en meewerkende familie), ofwel 62% tegen 71% in 2016. Het aantal niet-gezinsarbeidskrachten (personeel) is in 2023 met 3.700 (5,5%) toegenomen tot 70.700. In deze cijfers zijn de flexibele arbeidskrachten (uitzendkrachten en personeel met tijdelijke contracten) niet opgenomen. De vaste arbeidskrachten hebben meestal (volledige) jaarrondbanen, terwijl de inzet van flexibele arbeidskrachten met name in de tuinbouwsectoren beperkt is tot de piekperioden. In de oogst-/piekperioden kunnen grote aantallen mensen aan het werk zijn, maar slechts voor (hele) korte perioden.

Spanning op arbeidsmarkt op hoog niveau gestabiliseerd
Na de financiële en economische crisis (2008-2011) is het aantal openstaande vacatures opgelopen tot aan het aanbreken van de coronacrisis in 2020. Na de terugval in dat jaar, is het aantal openstaande vacatures vanaf het eerste kwartaal van 2021 zeer sterk gestegen en vanaf het vierde kwartaal van 2023 gestabiliseerd (figuur). De bedrijfstak landbouw, bosbouw en visserij volgt over het algemeen het patroon van alle economische activiteiten, maar met minder krapte en met meer fluctuaties door de seizoensvraag naar arbeid.

 

Om een indruk te krijgen van de verhouding tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt heeft het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) de Spanningsindicator Arbeidsmarkt ontwikkeld. Na de economische crisis herstelde de arbeidsmarkt zich vanaf 2013 waardoor de spanning opliep van ruim naar krap, om in de coronacrisis van 2020 terug te zakken naar een gemiddeld niveau. Vanaf het tweede kwartaal van 2021 is de spanning op de arbeidsmarkt echter sterk opgelopen. De totale arbeidsmarkt is in het eerste kwartaal van 2022 voor het eerst als zeer krap getypeerd en dat is zo gebleven tot het vierde kwartaal van 2023. In het vierde kwartaal van 2023 en het eerste kwartaal van 2024 is de arbeidsmarkt krap. De arbeidsmarkt voor agrarische beroepen gold vanaf het eerste kwartaal van 2022 als krap, met uitzondering van het tweede en derde kwartaal van 2023 met ook voor dit segment een zeer krappe arbeidsmarkt.

De oplopende spanning op de arbeidsmarkt in de afgelopen jaren komt ook naar voren uit de CBS-conjunctuurenquête onder Nederlandse ondernemers. Binnen de bedrijfstak landbouw, bosbouw en visserij ondervond tot 2017 slechts een paar procent van de ondernemers belemmeringen in de bedrijfsvoering door een tekort aan arbeidskrachten. Dat aandeel liep op tot 23% in het eerste kwartaal van 2020. Na een afname tot 17% in het eerste kwartaal van 2021, steeg het deel van de ondernemers dat belemmeringen ervoer door een tekort aan arbeidskrachten tot rond een kwart vanaf 2022.

1De vacaturegraad is niet beschikbaar voor de primaire land- en tuinbouw. Daarom is gekozen voor de bedrijfstak landbouw, bosbouw en visserij die wat ruimer is dan alleen de primaire land- en tuinbouw. Binnen de bedrijfstak landbouw, bosbouw en visserij neemt de primaire land- en tuinbouw zo’n 75% van de banen voor z’n rekening.


Kies een indicator
Deze informatie voor

Contactpersoon
Martien Voskuilen
070 3358328
 

Referenties
Deze tekst is afkomstig uit de publicatie Staat van Landbouw, Visserij, Voedsel en Natuur; Editie 2024; Berkhout et al., 2024. Rapport 2024-089.

Toelichting: Spanningsindicator Arbeidsmarkt
De Spanningsindicator Arbeidsmarkt van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) geeft een indicatie van de vraag en het aanbod op de arbeidsmarkt. De indicator wordt berekend door het geschatte aantal openstaande vacatures te delen door het aantal personen dat op hetzelfde moment korter dan 6 maanden een WW-uitkering ontvangt. Deze grootheden worden gebruikt als benadering van de openstaande vraag en het direct beschikbaar aanbod. De indicator kan een getal geven tussen 0 en oneindig. Hoe hoger het getal, hoe hoger de spanning op de arbeidsmarkt voor werkgevers. Bij een indicator van 0 is de arbeidsmarkt zeer ruim, want er zijn geen openstaande vacatures en wel kortdurend werklozen. Bij veel openstaande vacatures ten opzichte van het aantal kortdurend werklozen is de arbeidsmarkt zeer krap. Er wordt een indeling in vijf categorieën gebruikt:
0 tot 0,25: zeer ruim
0,25 tot 0,67: ruim
0,67 tot 1,5: gemiddeld
1,5 tot 4,0: krap
4,0 of meer: zeer krap



Meer informatie
Toelichting indicator
Onderwerp omschrijving
Beleidsinformatie
Archief


naar boven