|
Kies een thema
Antibioticagebruik - Veehouderij
|
Totaal gebruik antibiotica in veehouderijsectoren daalt licht in 2024
|
| 15-7-2025 |
Het antibioticagebruik in de Nederlandse veehouderij wordt intensief gevolgd door de Autoriteit Diergeneesmiddelen (afkorting: SDa). Voor het monitoren van het gebruik zijn er twee bronnen van informatie: de verkoop van antibiotica in kilogrammen actieve stof voor de hele veehouderij gebaseerd op verkoopgegevens van de farmaceutische industrie en de monitoring van het antibioticagebruik op de veehouderijbedrijven op basis van gegevens vastgelegd door veehouders en dierenartsen. De diersectoren die gemonitord worden zijn de vleeskalveren, vleeskuikens, varkens, geiten, rundvee, leghennen, konijnen, kalkoenen en eenden. Sectoren die niet gemonitord worden zijn bijvoorbeeld de schapensector, paarden en gezelschapsdieren.
Het aantal kilo’s actieve stof is in 2024 met 4,0% gestegen ten opzichte van 2023, toen er ook al een stijging was van 4,5% ten opzichte van 2022. Het totale gebruik in de door de SDa gemonitorde veehouderijsectoren, in kilogrammen actieve stof, is in 2024 afgenomen met 1,5% ten opzichte van 2023 (SDa, 2025).
|
De daling in de totale verkoop ten opzichte van het door de overheid aangewezen referentiejaar 2009 is in 2023 75,5%: van ongeveer 495 naar 121,2 ton (figuur 1). Het Nederlandse beleid heeft dus met succes de verkoop van antibiotica voor dieren met meer dan 75% gereduceerd ten opzichte van 2009. Naast de daling van de verkoop van antibiotica is de veestapel ook gekrompen. Deze krimp is echter kleiner dan de daling in verkoop van antibiotica en is daarom niet de enige verklaring.
Op basis van de monitoring van het antibioticagebruik op de Nederlandse bedrijven, is het gebruik van antibiotica in de verschillende veehouderijsectoren bekend. De veehouderijsectoren leveren gegevens aan de SDa van het verbruik van de gehele sector, gebaseerd op het gebruik op individuele bedrijven. In de geitensector zijn er problemen met de volledigheid en kwaliteit van de gegevens waardoor er niet over het antibioticagebruik in de ze sector gerapporteerd kan worden. Mede hierdoor is het aandeel niet-herleidbare verkochte antibiotica in 2024 toegenomen van 6% in 2023 naar 11% in 2024.
Met ingang van 2026 geldt naast de boven genoemde sectoren ook voor geiten, schapen en paarden ook een wettelijke verplichting om het gebruik en de verkoop van antibiotica te monitoren. Hierdoor is de verwachting dat komende jaren het verschil tussen gebruikte en verkochte totale massa gemiddeld steeds kleiner zal worden (SDa, 2025).
Bedrijven en dierenartsen die zich twee jaar of meer in het actiegebied bevinden, worden
aangemerkt als structureel hooggebruikers en dierenartsen met een structureel hoog
voorschrijfpatroon. Structureel hoog gebruik, een gebruiksniveau boven de SDa-actiewaarde in twee opvolgende jaren, is in vrijwel alle diersectoren afgenomen. Wanneer dit aandeel verder daalt, is de verwachting van de SDa dat dit kan bijdragen aan een verdere daling in het antibioticagebruik in de gehele veehouderij. De enige uitzondering op de daling is de kalversector. Hier is het aandeel structureel hooggebruikers juist toegenomen en het percentage bedrijven in het actiegebied is groot. Hierdoor is er mogelijk wel potentieel voor een verdere verlaging van het antibioticagebruik in deze sector (SDa, 2025).
Om zieke dieren adequaat te kunnen behandelen, maar daarbij het risico op resistente bacteriën zo klein mogelijk te maken, zijn er afspraken gemaakt welke groepen antibiotica als eerste, tweede en derde keus gebruikt kunnen worden. In de meeste sectoren is er een redelijk stabiel patroon in het gebruik van eerste-, tweede- en derdekeuzemiddelen. Bij de gemonitorde sectoren bestaat 78% van het gebruik uit eerstekeuzeantibiotica, 21% uit tweedekeuzeantibiotica en 1% uit derdekeuzeantibiotica (met name polymyxines). Bij vleeskonijnen is er geen gebruik meer van derdekeuzeantibiotica.
Het gebruik van colistine (dat is een derdekeuzemiddel en valt onder de polymyxines) is in 2024 voor het vierde opeenvolgende jaar gedaald. In een aantal sectoren wordt (vrijwel) geen colistine meer gebruikt (vleeskuikens, kalkoenen, melkvee, vleeskalveren, overig rundvee en vleeskonijnen). Enkel in de leghennenhouderij ligt het colistinegebruik nog boven de benchmarkwaarde van de European Medicines Agency (EMA) (SDa, 2025).
Voorschrijfpatronen van dierenartsen
Het grootste deel van de dierenartsen bevindt zich voor alle diersoorten in het streefgebied opgezet in het benchmarksysteem. Dierenartsen die werkzaam zijn in de sectoren van melkvee, overig rundvee, traag groeiende vleeskuikens, zeugen/zuigende biggen en vleesvarkens hebben een laag voorschrijfniveau en er zijn ook slechts kleine verschillen tussen de dierenartsen. In de overige gemonitorde sectoren is het voorschrijfniveau nog steeds hoog en zijn de verschillen tussen dierenartsen groter, al zijn ook daar veranderingen zichtbaar. Bij de dierenartsen van de rosévlees startkalveren zijn de verschillen tussen dierenartsen kleiner geworden en is het voorschrijfniveau gedaald met 5,3 dagdoseringen. Ook bij reguliere vleeskuikens zijn de verschillen tussen dierenartsen kleiner geworden en is het voorschrijfniveau ligt gedaald. Bij speenbiggen is het tegenovergestelde aan de gang: hier is het voorschrijfniveau gestegen van 13,5 naar 15,4 dagdoseringen en zijn ook de verschillen tussen dierenartsen gestegen (SDa, 2025).
Europese monitoring antibioticumgebruik
In 2025 heeft de EMA voor het eerst (kwalitatief) gerapporteerd over het antibioticumgebruik in EU-lidstaten (27) en IJsland en Noorwegen in 2023 (EMA, 2025). Hiervoor werden alleen de verkoopcijfers gerapporteerd. De rapportage bevat informatie over rundvee (inclusief kalveren), varkens, kippen en kalkoenen. Omdat in veel landen de monitoring rondom antibioticagebruik per sector nog niet volledig is, heeft de EMA enkel inzicht gegeven in de mate waarin lidstaten in staat zijn om gegevens te melden. Nederland is een van de weinige landen die op dit moment de volledige antibioticagebruikscijfers beschikbaar heeft voor de genoemde sectoren (SDa, 2025).
Nederlands antibioticabeleid door de tijd
Duidelijke sturing van het antibioticagebruik door de overheid begon in 2008 met een Convenant, een publiek-private overeenkomst, waarin de grote veehouderijsectoren en de KNMvD (Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde) aangaven hun verantwoordelijkheid te zullen nemen voor effectieve maatregelen, onder toezicht en met ondersteuning vanuit de overheid. De belangrijkste elementen in het beleid waren:
• monitoring van landelijke verkopen van antibiotica, sinds 1999
• monitoring van het antibioticagebruik per sector, sinds 2004
• duidelijke reductiedoelstellingen vanuit de overheid voor heel Nederland, in 2011: -20%, 2013: -50%, 2015: -70% (ten opzichte van het referentiejaar 2009)
• benchmarken van het antibioticagebruik per bedrijf en per dierenarts, sinds 2011
• verbeterde diergezondheid, duidelijker verantwoordelijkheden in diergezondheidsmanagement en in het voorschrijven en leveren van antibiotica, door verplichte bedrijfsgezondheidsplannen, één vaste dierenarts per bedrijf en verplichte periodieke veterinaire bedrijfsbezoeken.
Ervaringen in Nederland laten zien dat een actief beleid ter vermindering van het antibioticagebruik kan werken. Belangrijk is dat bedrijfsadviseurs en leveranciers, zoals dierenartsen en de diervoederindustrie, actief worden betrokken om een vermindering van het antibioticagebruik te kunnen realiseren. Veehouders moeten kunnen kiezen voor de meest geschikte combinatie van maatregelen, passend binnen hun bedrijf. Om een substantiële vermindering van het antibioticagebruik te bereiken, is een gevoel van urgentie vereist, gecombineerd met een doelgericht beleid en duidelijke, ambitieuze doelstellingen.
Geen economische schade
Stakeholders vreesden dat vermindering van antibiotica in de veehouderij een negatief effect zou hebben op de productiviteit en de economische bedrijfsprestaties. Sinds de hervormingen van het antibioticabeleid vanaf 2008 kan echter noch in de varkenssector, noch in de vleeskuikensector een neerwaartse trend in het gezinsinkomen worden waargenomen, die gerelateerd kon worden aan een verminderd antibioticagebruik (Bergevoet et al., 2019).
One Health-beleid
Het antibioticabeleid in Nederland is onderdeel geworden van de One Health-aanpak. Samen met professionals in de zorg, veehouderij, voeding en milieu ondernemen de verschillende ministeries actie. De integrale One Health-aanpak omvat zorgvuldig antibioticagebruik, betere monitoring en toezicht, onderzoek naar nieuwe middelen en alternatieven, infectiepreventie en communicatie. Dit is om antibioticaresistentie zoveel mogelijk te voorkomen.
|
Meer informatie |
 | Toelichting indicator |
 | Thema omschrijving |
 | Beleidsinformatie |
 | Archief |
|
naar boven
 | Loading… |
|
|