|
Kies een indicator
Deze informatie voor andere sectoren
|
|
Alles over
|
-
No data for this filter criteria
|
|
No data for this filter criteria
|
|
No data for this filter criteria
|
|
No data for this filter criteria
|
|
|
Broeikasgasemissie - Land- en tuinbouw
|
Stabilisatie broeikasgasemissies uit de land- en tuinbouw in 2021
|
14-12-2023
|
De broeikasgasemissie uit de land- en tuinbouw bedroeg in 2021 26,6 Mton CO2-equivalenten en is vergelijkbaar met de emissie van het jaar ervoor. De broeikasgasemissie uit de land- en tuinbouw is ten opzichte van 1990 met 19% gedaald.
|
De Nederlandse Klimaatwet is een uitwerking van het ook door Nederland geratificeerde VN-Klimaatakkoord van Parijs, dat als doel heeft de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder 2 graden Celsius, met een zicht op 1,5 graden Celsius, ten opzichte van het pre-industriële tijdperk. De wet is concreet gemaakt in het Klimaatplan 2021-2030 (EZK, 2020), dat voor de land- en tuinbouw uitgaat van vier hoofdlijnen: 1) emissiereductie in de veehouderij, 2) emissiereductie en CO2-vastlegging door slim landgebruik, 3) verduurzaming van de glastuinbouw en 4) voedselconsumptie en voedselverspilling.
Klimaatdoelstellingen
In 2022 heeft het kabinet Rutte IV in het Coalitieakkoord 2021-2025 de oorspronkelijke reductiedoelstellingen uit de Klimaatwet van 2019 verder aangescherpt. De uitstoot van broeikasgassen in Nederland moet in 2030 niet 49% maar 55% lager zijn ten opzichte van 1990, voor 2050 gaat de reductiedoelstelling van 95% naar volledig klimaatneutraal. Boven op deze aanscherping van het beleid heeft het kabinet in april 2023 een aanvullende klimaatpakket opgesteld. Hierin is vastgelegd dat in de praktijk een reductie van 60% tot 2030 nagestreefd moet worden, om de 55% uit het aangescherpte beleid zeker te kunnen halen. Verder hebben individuele landen, waaronder Nederland, in het kader van de Global Methane Pledge afgesproken om hun methaanemissies in 2030 met 30% te reduceren ten opzichte van 2020. Een significante reductie van methaan op korte termijn is, na de reductie van koolstofdioxide (CO2), de meest effectieve manier om klimaatverwarming tegen te gaan. De afspraken van de Global Methane Pledge vallen binnen de nationale klimaatdoelstellingen en komen er niet boven op.
In het Beleidsprogramma Klimaat was de restemissieopgave in 2030 voor de landbouw (inclusief glastuinbouw) oorspronkelijke vastgesteld op 18,9 Mton CO2-equivalent. In de kamerbrief over de Voorjaarsbesluitvorming Klimaat van 26 april 2023 is deze restemissiedoelstelling bijgesteld naar 17,9 Mton CO2-equivalent. De 1 Mton CO2-equivalent extra wordt toegerekend aan de glastuinbouw, waarvan de restemissiedoelstelling in 2030 is vastgesteld op 4,3 Mton CO2-equivalent (EZK, 2023). Binnen het beleid geldt voor de veehouderij en akkerbouw een reductiedoelstelling van 5 Mton CO2-equivalent voor via het NPLG. Voor landgebruik (veenweidegebieden, landbouwbodems en bomen, bossen en natuur) is een indicatief restemissiedoel van 1,8-2,7 Mton CO2-equivalenten vastgesteld (LNV, 2022).
Herkomst van broeikasgassen uit de landbouw De emissie van koolstofdioxide (CO2) is vooral afkomstig van de verbranding van fossiele brandstoffen in de glastuinbouw. Verder komt CO2 vrij bij transport of de productie van kunstmest. Daarnaast komt CO2 (naast lachgas en methaan) vrij bij de ontwatering van veengebieden die gebruikt worden door de landbouw. De emissie van de overige broeikasgassen (zoals methaan en lachgas) vindt vooral plaats in de veehouderij. Methaan (CH4) emitteert hoofdzakelijk door pens- en darmfermentatie van graasdieren en bij de opslag van dierlijke mest. Emissie van lachgas (N2O) vindt plaats bij de opslag van mest, maar ook bij beweiding en de toediening van mest en kunstmest. Het gaat om directe emissies vanuit de bodem naar de lucht en indirecte emissies die ontstaan bij de depositie van ammoniak en bij de uit- en afspoeling van stikstof naar grond- en oppervlaktewater.
Methaan uit organische mest in landbouwkringlopen heeft volgens het IPCC een andere bijdrage aan de opwarming van de aarde dan methaan uit fossiele brandstoffen (IPCC, 2021). Methaan en andere broeikasgassen die uit meststoffen emitteren behoren tot de zogenaamde kort-cyclische koolstofkringloop, waarbij er een voortdurende omzetting van koolstof is. Broeikasgassen die vrijkomen uit fossiele brandstoffen behoren daarentegen tot de lang-cyclische koolstofkringloop, waarbij koolstof aan de atmosfeer wordt toegevoegd.
Reductie van broeikasgassen De broeikasgasemissie uit de land- en tuinbouw bedroeg in 2021 26,6 Mton CO2-equivalenten en is vergelijkbaar met de emissie van het jaar ervoor (figuur) (Emissieregistratie.nl, 2023). Ten opzichte van 1990 is dat een daling van 19%. De reductie van de broeikasgasemissie sinds 1990 komt met name door een afname van de lachgasemissie. Deze daalde tussen 1990 en 2021 met 45%, oftewel 3,7 Mton CO2-equivalenten, vooral doordat er minder dierlijke mest en kunstmest is aangewend. De methaanemissie daalde ten opzichte van 1990 met 2,1 Mton CO2-equivalenten (13%), wat vooral is toe te schrijven aan de krimp van de rundveestapel. Koolstofdioxide liet met 2,5% (0,2 Mton CO2-equivalenten) de minste teruggang zien. Methaan heeft in 2021 met ruim 53% het grootste aandeel in de totale broeikasgasemissie uit de landbouw, gevolgd door koolstofdioxide (30%) en lachgas (17%). Deze verhoudingen zijn sinds 1990 licht veranderd. Het aandeel van methaan in de totale broeikasgasemissie is licht gestegen, net als dat van koolstofdioxide, terwijl het aandeel van lachgas met meer dan 8 procentpunten is gedaald.
Aandeel landbouw Het aandeel van de land- en tuinbouw in de totale broeikasgasemissies in Nederland is tussen 1990 en 2005 gedaald van 15 naar 12%, om vervolgens weer te stijgen naar 16% in 2021.De totale broeikasgasemissie van Nederland is tussen 1990 en 2021 met 25% gedaald, tegenover een daling van 19% in de land- en tuinbouw. Zoals boven beschreven wordt op basis van het vigerende klimaatbeleid met de aanvullende maatregelen voor 2030 een restemissie van 17,9 Mton CO2-equivalenten vanuit de landbouw (inclusief glastuinbouw) nagestreefd. Dat betekent dat er in de komende zeven jaar nog een reductie van 8,7 Mton CO2-equivalenten moet worden bereikt, dat is meer dan 1 Mton CO2-equivalenten per jaar.
Pakketten en maatregelen om dit doel te bereiken zijn onder andere uitgewerkt in het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Klimaat (Rijksoverheid, 2023a). Hierin is beraamd dat met maatregelen als verlaging van de veebezetting in de melkveehouderij, het uitbreiden van productie- en fosfaatrechten naar onder andere geiten en schapen en de introductie van fiscale heffingen op emissies de reductiedoelstellingen in de verschillende sectoren kunnen worden bereikt. Daarnaast draagt ook de verdere uitvoering van het klimaatakkoord, de structurele aanpak stikstof en het NPLG bij aan de reductie van broeikasgassen in de landbouw.
Glastuinbouw Eind 2022 hebben de overheid en vertegenwoordigers van het glastuinbouwbedrijfsleven het Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022-2030 ondertekend (Staatscourant 2022, 33878). Dit convenant is de opvolging van de Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw 2014-2020 en Convenant CO2 emissieruimte binnen het CO2-sectorsysteem glastuinbouw voor de periode 2013–2020. In dit convenant is de ambitie vastgelegd om de glastuinbouw in 2040 klimaatneutraal en economisch rendabel te maken. In de kamerbrief over de Voorjaarsbesluitvorming klimaat is de 2030 restemissiedoelstelling voor glastuinbouw vastgesteld op 4,3 Mton CO2-equivalenten (EZK, 2023). Om de restemissiedoelstelling te halen gaat een samenhangend pakket van normerend, beprijzend en stimulerend beleid ingezet worden. Het kabinet stelt in de kamerbrief over de Voorjaarsbesluitvorming klimaat daarom middelen uit het Klimaatfonds beschikbaar voor energiebesparing en een regeling voor warmte-infrastructuur (EZK, 2023). Het huidige CO2-sectorsysteem wordt per 2025 vervangen door een individuele CO2-heffing. Deze CO2 heffing moet samen met de andere maatregelen, zoals de reeds in het Coalitieakkoord aangekondigde fiscale maatregelen, borgen dat het restemissiedoel in 2030 gehaald wordt. Het programma Kas als Energiebron, dat gericht is op energiebesparing en broeikasgas-vrije energiebronnen, is een ander belangrijk instrument om de emissiedoelstelling te halen.
De broeikasgasemissies van de glastuinbouw, uitgedrukt in CO2-equivalenten, lagen volgens de voorlopige cijfers voor 2022 op 5,4 Mton, een daling met 2,8 Mton CO2-equivalenten ten opzichte van 2021 (PBL, 2023). In de Klimaat- en Energieverkenning 2023 (PBL, 2023) is de emissie uit de glastuinbouw in 2030 ingeschat op een bandbreedte van 2,9 tot 6,0 Mton CO2-equivalenten op basis van onder andere de aanpassingen aan de energiebelasting. De CO2-heffing is hier nog niet in meegenomen. Het restemissiedoel van 4,3 Mton ligt binnen de bandbreedte, maar het is nog onzeker of dat doel wordt gehaald.
In de jaarlijks in december verschijnende Energiemonitor van de Nederlandse glastuinbouw (Smit et al., 2022, 2023) worden de achtergronden omschreven en de ontwikkelingen geduid bij het energiegebruik en de daaraan verbonden emissies van de glastuinbouw. Hierbij spelen buitentemperatuur, areaal, in- en verkoop van elektriciteit en warmte, gebruik van duurzame energie en verandering van het energiegebruik per m2 door onder andere energiebesparing een belangrijke rol.
|
Referenties |
- Emissieregistratie.nl (2023). Emissie van de luchtverontreinigende stoffen per sector.
https://www.emissieregistratie.nl/data/overzichtstabellen-lucht/luchtverontreinigende-emissies, geraadpleegd op 23 augustus 2023 - EZK (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat) (2020). Klimaatplan 2021-2030. Publicatie-nr. 0220-068, april 2020
- EZK (2023). Kabinetsaanpak Klimaatbeleid. Brief van de Minister voor Klimaat en Energie, kamerstuk 32813 nr. 1230, Den Haag, 26 april 2023
- IPCC (2021). IPCC Sixth Assessment Report. Via Sixth Assessment Report — IPCC
- LNV (2022). Nationale Omgevingsvisie; Problematiek rondom stikstof en PFAS. Brief van de Minister van Natuur en Stikstof, Kamerstuk 34682 en 34334 nr. 105, 25 november 2022. LNV (2023a). Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 februari 2023, nr WJZ/26312424, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in verband met de uitvoering voor het jaar 2023 van de derogatiebeschikking 2022–2025. Staatcourant nr. 6072, 2023.
- PBL (2023). Klimaat- en Energieverkenning 2023 Ramingen van broeikasgasemissies, energiebesparing en hernieuwbare energie op hoofdlijnen, PBL-publicatienummer: 5243, Den Haag
- Rijksoverheid (2023a). Scherpe Doelen, scherpe keuzes. IBO aanvullend normerend en beprijzend nationaal klimaatbeleid voor 2030 en 2050. 13 maart 2023.
- Smit, P. en R. van der Meer (2022). Energiemonitor van de Nederlandse glastuinbouw 2021. Rapport 2022-124, Wageningen Economic Research, Den Haag.
- Smit, P. (2023). Energiemonitor van de Nederlandse glastuinbouw 2022. Rapport 2023-138, Wageningen Economic Research.
- Stcrt. (2022). Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022-2030. Nr. 33878, 19 december 2022.
Deze tekst is afkomstig uit de publicatie Staat van Landbouw, Natuur en Voedsel; Editie 2023; Berkhout et al., 2023. Rapport 2023-124.
|
Meer informatie |
| Toelichting indicator |
| Thema omschrijving |
| Beleidsinformatie |
| Archief |
|
Naar boven
| Loading… |
|
|