Structuur In 2022 worden er in Nederland bijna 43.500 melkkoeien biologisch gehouden, zo blijkt uit de Landbouwtellingscijfers van het CBS. Dit is 2,8% van het totaal aantal koeien. Van de 14.729 bedrijven met melkkoeien in 2022 zijn er 513 biologisch (3,5%). In 2010 waren deze percentages met respectievelijk 1,6 en 2,0 een stuk lager.
Methodiek De hierna genoemde resultaten hebben betrekking op een steekproef van melkveebedrijven uit de Landouwtelling over de periode 2019-2021. De steekproef vertegenwoordigt 97% van het aantal bedrijven met melkkoeien en 95% van het aantal melkkoeien. De bedrijven zijn onderverdeeld naar biologische en gangbare bedrijven die beide worden onderverdeeld in grotere en kleinere bedrijven op basis van de totale melkproductie. De grens is hierbij de mediaan per onderscheiden groep. De integrale duurzaamheidsscore is berekend door aan alle kengetallen een score van 0ā100 toe te kennen en deze scores per kengetal vervolgens op te tellen tot een totaalscore via een wegingssystematiek. De gemiddelde score van de gehele groep over alle duurzaamheidskengetallen is dan logischerwijs 50. De kengetallen zoals in tabel 1 genoemd zijn in 4 groepen onderverdeeld, namelijk 1) diergezondheid en dierenwelzijn, 2) klimaat en energie, 3) milieu en 4) biodiversiteit en weidegang. De wegingsfactoren zijn zodanig gekozen dat alle vier de themaās evenredig (dus 25%) bijdragen. Binnen alle onderdelen wegen ze op 1 na allemaal even zwaar mee. Die ene is klimaat en energie: energie weegt 25% en klimaat (broeikasgassen) 75%. Een hoger getal wijst op een gunstigere duurzaamheidsscore. Zie onderstaande tabel met de gewichten per thema en onderliggende kengetallen.
Tabel 1. Overzicht weging thema's en onderliggende kengetallen |
Diergezondheid en -welzijnĀ | | 25%Ā | | CelgetalĀ | 1/3Ā | | VervangingspercentageĀ | 1/3Ā | | AntibioticagebruikĀ | 1/3Ā | Klimaat en energieĀ | | 25%Ā | | EnergiegebruikĀ | 1/4Ā | | Broeikasgasemissie (cradle-farm-gate)Ā | 3/4Ā | MilieuĀ | | 25%Ā | | BedrijfsoverschotĀ | 1/4Ā | | Milieubelasting gewasbeschermingsmiddelengebruikĀ | 1/12Ā | | Milieubelasting gewasbeschermingsmiddelengebruikĀ | 1/12Ā | | Milieubelasting gewasbeschermingsmiddelengebruikĀ | 1/12Ā | | FosfaatexcretieĀ | 1/4Ā | | Ammoniakemissie stal + opslagĀ | 1/8Ā | | Ammoniakemissie toediening + beweidingĀ | 1/8Ā | Biodiversiteit en weidegangĀ | | 25%Ā | | Aantal vormen van natuurbeheerĀ | 1/2Ā | | Weidegang (uur per koe per jaar)Ā | 1/2Ā |
Bedrijfsopzet: biologische bedrijven zijn extensiever dan gangbare melkveebedrijven Per hectare voedergewas produceren de biologische melkveebedrijven ruim de helft minder melk dan de gangbare melkveebedrijven (tabel 2). Dit hangt samen met het feit dat de biologische melkveebedrijven minder koeien per hectare houden, minder melk per koe produceren en verhoudingsgewijs meer voer van eigen land voeren. Door de tijd heen neemt de intensiteit van de melkproductie op de gangbare bedrijven toe; op de biologische bedrijven is dit niet het geval. Ten opzichte van het gemiddelde gangbare melkveebedrijf heeft het biologische bedrijf een groter areaal, waarop minder melkkoeien gehouden worden. Door een lager bemestingsniveau en een lagere krachtvoergift wordt een 20% lagere melkproductie per koe gerealiseerd.
Tabel 2. Vergelijking van economische prestaties en bedrijfsopzet van melkveebedrijven naar omvang en bio/gangbaar, 2019-2021 |
Economische prestaties | | | | | | | Inkomen | euro per onbetaalde aje | 17.101 | 16.974 | | 46.126 | 39.745 | | Arbeidsinzet | kg melk/uur | 111 | 170 | ** | 202 | 279 | ** | Kostprijs | euro/100 kg | 63,04 | 48,66 | ** | 52,04 | 40,32 | ** | Kritieke melkprijs | euro/100 kg | 42,25 | 34,5 | ** | 43,44 | 33,02 | ** | Melkprijs | euro/100 kg | 48,83 | 38,14 | ** | 50,65 | 37,64 | ** | Voerkosten | euro per koe | 843 | 958 | * | 1.079 | 1.121 | | Diergezondheidskosten | euro per koe | 66 | 111 | ** | 76 | 113 | ** | Solvabiliteit | % | 83 | 81 | | 70 | 70 | | Langlopende schulden | euro/kg melk | 1,19 | 0,85 | * | 1,69 | 1,15 | ** | Bedrijfsopzet | | | | | | | | Melkkoeien | aantal | 51 | 64 | ** | 125 | 147 | ** | Grootvee eenheden | aantal | 71 | 85 | ** | 168 | 193 | ** | Areaal cultuurgrond | ha | 55 | 39 | ** | 117 | 77 | ** | Aandeel grasland | % | 92 | 86 | ** | 95 | 82 | ** | Melkproductie per bedrijf | kg | 337.342 | 523.467 | ** | 931.756 | 1.370.484 | ** | Melkproductie per koe | kg/koe | 6.576 | 8.206 | ** | 7.479 | 9.300 | ** | Melkproductie per ha | kg/ha | 6.228 | 13.547 | ** | 8.079 | 18.178 | ** | Aandeel Klei | % | 42 | 26 | ** | 45 | 36 | |
Economie: hoger inkomen per onbetaalde aje op de grotere biologische melkveebedrijven De biologische melkveehouders ontvangen een hogere melkprijs voor hun geleverde melk (tabel 2). Hierdoor worden de extra kosten per kg melk grotendeels gecompenseerd. De biologische melkprijs kent zijn eigen marktwerking en is feitelijk vanaf 2013 ontkoppeld van de gangbare melkprijs en over een langere periode stabieler. De biologische melkprijs lag in de beschouwde periode 2019-2021 tussen de 50 en 52 euro per 100 kg melk (zie figuur). De gangbare melkprijs lag in dezelfde periode tussen de 36 en 40 euro per 100 kg melk en lag hiermee in die jaren ook op een redelijk stabiel niveau. De biologische melkveebedrijven hebben een hogere schuldenlast per kg melk. Door een geringere melkproductie per bedrijf resulteert dit bij de kleinere biologische bedrijven toch nog in een 10% lagere schuldenlast op bedrijfsniveau dan op de kleinere gangbare melkveebedrijven. Dit leidt tot een iets hogere solvabiliteit (Solvabiliteit is het eigen vermogen gedeeld door het totale vermogen. Het totaal vermogen is hiervoor gecorrigeerd voor belastinglatentie). Voor de grotere biologische bedrijven is de totale schuldenlast (en solvabiliteit) op bedrijfsniveau vergelijkbaar met die op de grotere gangbare melkveebedrijven. Door de extensievere bedrijfsvoering hebben de biologische bedrijven een hogere kostprijs in vergelijking met de gangbare bedrijven. Deze extra kosten worden bij de grotere biologische bedrijven meer dan gecompenseerd door een hogere melkprijs. Bij de kleinere bedrijven is het (negatieve) verschil tussen melk- en kostprijs groter bij de biologische bedrijven dan bij de gangbare bedrijven. Mede hierdoor is het inkomen op de kleinere biologische bedrijven niet hoger dan op de gangbare bedrijven. Het inkomen op de grotere gangbare melkveebedrijven ligt op een lager niveau dan op de grotere biologische bedrijven vanwege de lagere opbrengstprijs van de melk. De verschillen in inkomen tussen de biologische en gangbare melkveebedrijven zijn niet significant.
Tabel 3. Vergelijking van duurzaamheidsprestaties van melkveebedrijven naar omvang en bio/gangbaar, 2019-2021 |
Diergezondheid en -welzijn | Score (x 100) | 55 | 61 | * | 56 | 61 | ** | Celgetal | 1.000 cellen per milliliter | 231 | 170 | ** | 246 | 173 | ** | Vervangingspercentage | % | 21,7 | 21,2 | | 18,1 | 20,4 | * | Antibioticagebruik | dierdagdoseringen per dierjaar | 0,2 | 1,9 | ** | 0,4 | 2,2 | ** | Klimaat en energie | Score (x 100) | 60 | 52 | ** | 59 | 57 | | Energiegebruik | MJ per 100 kg melk | 65 | 57 | | 64 | 55 | ** | Broeikasgasemissie (cradle-farm-gate) | Kg CO2 eq per kg melk | 1,29 | 1,39 | ** | 1,26 | 1,33 | * | Milieu | Score (x 100) | 69 | 61 | ** | 71 | 62 | ** | Bedrijfsoverschot | kg N per ha | 26 | 133 | ** | 29 | 135 | ** | Milieubelasting gewasbeschermingsmiddelengebruik | MBP bodem | 0 | 59 | ** | 0 | 56 | ** | Milieubelasting gewasbeschermingsmiddelengebruik | MBP grondwater | 0 | 58 | ** | 0 | 68 | * | Milieubelasting gewasbeschermingsmiddelengebruik | MBP oppervlaktewater | 0 | 70 | | 0 | 92 | | Fosfaatexcretie | kg P2O5 per 1000 kg melk | 6,9 | 5,4 | ** | 6,4 | 4,8 | ** | Ammoniakemissie stal + opslag | kg NH3 per GVE | 8,8 | 11,9 | ** | 10 | 12,3 | ** | Ammoniakemissie toediening + beweiding | kg NH3 per ha | 14,4 | 25,6 | ** | 10,2 | 28,6 | ** | Ammoniakemissie totaal | kg NH3 per ha | 25,7 | 51 | ** | 23,9 | 59,3 | ** | Biodiversiteit en weidegang | Score (x 100) | 66 | 32 | ** | 66 | 25 | ** | Aantal vormen van natuurbeheer | frequentie (1 tot max. 4) | 2,3 | 1,2 | ** | 3,1 | 1,2 | ** | Weidegang (uur per koe per jaar) | uren | 3.473 | 1.527 | ** | 2.572 | 911 | ** |
Diergezondheid en dierenwelzijn: biologische bedrijven hebben een lager antibioticagebruik De biologische koeien worden langer aangehouden dan gangbare koeien. Het verschil in vervangingspercentage is ruim 2 procentpunten op de grotere bedrijven (tabel 3). Op de kleinere biologische bedrijven worden de koeien minder lang aangehouden. Een verklaring van de lagere vervanging bij de biologische bedrijven kan de lagere melkproductie per koe zijn. Ook hebben de biologische bedrijven een lager antibioticagebruik omdat ze dit alleen maar in uitzonderlijke gevallen mogen gebruiken. Doordat het celgetal hoger is, is de overall score op dit onderdeel ongunstiger voor de biologische bedrijven. Met de hiervoor genoemde kengetallen is er geen zicht op ziekte-incidentie of gemeten welzijn van de koeien.
Klimaat en energie: gunstiger voor kleinere biologische bedrijven Het totale energieverbruik per kg melk is op de biologische bedrijven hoger dan op de gangbare. Dit komt omdat de melkproductie per koe lager is. Uitgedrukt per hectare is het bijna de helft lager doordat de biologische bedrijven extensiever zijn en meer weidegang toepassen waardoor er minder brandstof nodig is voor voederwinning en het uitrijden van dierlijke mest. De broeikasgasemissie per kg melk ligt op de biologische bedrijven lager. Dit komt door het niet toedienen van kunstmest en voeren van minder krachtvoer. Deze lagere emissie in de aanvoerketen is voldoende om de hogere methaan emissie per kg melk (als gevolg van een lagere melkproductie per koe) te compenseren. Deze lagere emissie leidt tot een gunstiger overall score op klimaat en energie voor zowel de kleinere als de grotere biologische bedrijven (respectievelijk +8 en 2 procentpunten).
Milieu: geen gebruik chemische gewasbeschermingsmiddelen en lager stikstofoverschot voor biologische melkveebedrijven Biologische bedrijven mogen geen chemische gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. Hiermee onderscheiden biologische melkveehouders zich van hun gangbare collegaās. Het stikstofoverschot op biologische bedrijven is lager omdat er geen stikstof uit kunstmest mag worden gebruikt. De fosfaatexcretie per kg melk is hoger op de biologische bedrijven door de geringere melkproductie per koe. De overall score op het milieu is voor zowel de kleinere als de grotere biologische bedrijven gunstiger (+8/9 procentpunten). De totale ammoniakemissie per hectare cultuurgrond is op de kleinere en grotere biologische bedrijven respectievelijk bijna 50 tot 60% kleiner dan op de vergelijkbare gangbare bedrijven.
Biodiversiteit en weidegang: meer weidegang en natuurbeheer op biologische melkveebedrijven Op grotere intensieve bedrijven is het vaak lastiger om een efficiƫnte bedrijfsvoering met beweiding te realiseren dan op kleinere extensieve bedrijven. Arbeidsinzet, melkproductie per koe, efficiƫnte benutting van meststoffen en beschikbaar zijn van voldoende huiskavel zijn vaak oorzaken die genoemd worden om koeien vaker op stal te houden. Biologische bedrijven zijn verplicht weidegang toe te passen, in tegenstelling tot gangbare bedrijven. Op kleinere biologische bedrijven worden 2,3 x zoveel weide-uren gerealiseerd als op de gangbare. Bij de grotere bedrijven waar weidegang minder voorkomt bij de gangbare melkveebedrijven is deze verhouding met 2,8 nog groter. Toepassen van weidegang is van belang voor het imago van de melkveehouderij bij de burger. Biologische bedrijven onderscheiden zich hier dus in positieve zin ten opzichte van gangbare melkveebedrijven. Het aantal vormen van natuurbeheer is op de biologische bedrijven significant hoger dan op de gangbare bedrijven.
|