Stikstofbedrijfsoverschot per ha - Melkveehouderij |
Stikstofbedrijfsoverschot in 2021 op laagste niveau
|
4-9-2023
|
Melkveebedrijven in het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) behaalden in 2021 een gemiddeld stikstofbedrijfsoverschot dat lager lag dan in 2020. De belangrijkste reden hiervoor is de lagere aanvoer van stikstof op het bedrijf. In de Lƶssregio is het laagste niveau van het stikstofbedrijfsoverschot, behaald (110 kg per ha). In de Zandregio is het stikstofbedrijfsoverschot afgenomen tot 112 kg per ha. Melkveebedrijven in de Kleiregio hadden in 2021 een bedrijfsoverschot van gemiddeld 146 kg stikstof per ha, in de Veenregio was dit gemiddeld 123 kg stikstof per ha.
|
De variatie in het bedrijfsoverschot tussen bedrijven is groot. De spreiding (25-75-procentwaarde) rondom het gemiddelde bedrijfsoverschot bedraagt 87 en 178 kg per ha. De spreiding binnen en tussen grondsoortregioās is ook groot.
Meer stikstof via voeraankopen en kunstmest in 2021 Het grootste deel van de stikstofaanvoer op melkveebedrijven bestaat uit voeraankopen. Op de tweede plaats komt de aanvoer via kunstmest. De aanvoer van stikstof op melkveebedrijven via organische mest, dieren, plantaardige producten en overige aanvoer zijn van gering belang. Melkveehouders verbruikten in 2021 minder voer (gemiddeld -19 kg N per ha) en minder stikstofkunstmest (gemiddeld -14 kg N per ha) aan ten opzichte van het voorgaande jaar. Het stikstofkunstmestgebruik was in 2021 het laagste in de gehele periode 2002-2021. In de Kleiregio was de aanvoer in 2021 met gemiddeld 302 kg totale stikstof per ha het hoogste van alle regioās. Bij melkveehouders in de Veenregio werd dat jaar, met gemiddeld 240 kg stikstof per ha, de minste hoeveelheid per ha aangevoerd.
Afvoer van stikstof met dierlijke producten en mest lager in 2021 Op melkveebedrijven in het LMM neemt de afvoer van stikstof per ha via dierlijke producten (vooral melk) af in 2021, evenals de afvoer van stikstof via organische mest. In 2021 bedroeg de afvoer via dierlijke producten in de Zandregio 92 kg stikstof per ha. Melkveehouders in de Kleiregio realiseerden een afvoer via dierlijke producten van 84 kg stikstof per ha. De laagste afvoer via dierlijke producten hadden melkveehouders in de Veen- en Lƶssregio met respectievelijk 75 en 77 kg stikstof per ha. In de Zandregio was de afvoer via organische mest in 2021 gemiddeld 48 kg per ha en daarmee het hoogste van alle regioās. Melkveehouders in de Veenregio hadden met gemiddeld 19 kg stikstof per ha de laagste afvoer van dierlijke mest. In de periode 2002-2016 nam de afvoer via dierlijke mest in bijna alle regioās juist toe. Door de lagere veebezetting in de laatste jaren en ondanks de toegenomen melkproductie per ha in 2017 en 2018, was het niet noodzakelijk meer stikstof en fosfaat via mest af te voeren.
Stikstofoverschot op bedrijfsniveau laag in de Lƶssregio
Melkveebedrijven in de Lƶssregio hebben in de periode 2006-2021 gemiddeld het laagste stikstofbedrijfsoverschot van alle regioās, maar wel met variaties tussen jaren. Zo is het stikstofbedrijfsoverschot in 2015, 2016, 2018 en 2020 hoger dan in andere jaren. De Veenregio kenmerkt zich door een lage aan- en afvoer van stikstof per ha op bedrijfsniveau. Het bedrijfsoverschot is daardoor in de Veenregio veelal lager dan het overschot in de Zand- en Kleiregio. In de Kleiregio is het gemiddelde stikstofbedrijfsoverschot door de jaren heen het hoogst, mede door de relatief hoge aanvoer van stikstof met kunstmest. De melkveebedrijven in de Zandregio hebben zowel een hoge aanvoer als een hoge afvoer van stikstof per ha, waaruit een stikstofbedrijfsoverschot resulteert van 112 kg per ha in 2021. Ook in de Veenregio was de daling van het stikstofbedrijfsoverschot in de afgelopen decennia fors. In de Kleiregio is het overschot tussen 1991 en 2002 ook flink gedaald, maar daarna varieerde het overschot tussen 165 en 200 kg per ha. Melkveebedrijven in de Lƶssregio lieten de grootste daling van het stikstofbedrijfsoverschot zien in de periode 1991-2002, maar sindsdien is er een langzaam stijgende trend waarneembaar als gevolg van intensivering met meer voeraankopen en een oplopende melkproductie per ha.
|