Veebezetting op overige dierbedrijven
Laatste update: 26 augustus 2025 Update frequentie: Jaarlijks
Op de overige dierbedrijven binnen de doelpopulatie van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM), is de veebezetting (fosfaat-GVE per ha cultuurgrond) in de periode 2000-2024 gedaald met 24% tot 1,57 GVE per ha.
Gemiddeld
De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
De gemiddelde veebezetting op overige dierbedrijven is sinds 2000 met 24% gedaald tot 1,57 GVE per ha in 2024.
Spreiding
De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
De mediaan (de middelste waarneming) veebezetting op overige dierbedrijven is sinds 2000 met 41% afgenomen tot 1,1 GVE per ha. Daarnaast is de spreiding in de periode 2000-2024 afgenomen. Vanaf 2000 zijn de 20% grootste bedrijven met 49% gedaald tot 2,0 GVE per ha in 2024.
Diersoort
De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
Sinds 2000 is het aandeel graasdieren op overige dierbedrijven steeds groter geworden, en het aandeel staldieren steeds kleiner. In 2024 worden voornamelijk graasdieren gehouden (77%) en 23% staldieren.
Regio
De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
In de Zandregio is de veebezetting van overige dierbedrijven het hoogst, gevolgd door de Kleiregio, en als laatste de Lössregio.
De veebezetting is sinds 2000 vrijwel continu gedaald. Deze daling is vooral afkomstig door een afname in het aantal staldieren. Het aantal graasdieren is nauwelijks gedaald. Daarnaast is ook de spreiding iets kleiner geworden. Sinds 2000 zijn de 20% grootste bedrijven met 49% kleiner geworden, terwijl de mediaan met 41% is gedaald.
In alle regio’s is een afname zichtbaar van het aantal staldieren. Echter in de Lössregio zijn staldieren in 2023 nauwelijks meer aanwezig (slechts 1%), terwijl deze groep in de Zand- en Kleiregio nog steeds een aandeel van 25% en 20% respectievelijk vertegenwoordigen. In 2024 is de veebezetting in de Zandregio het hoogst (1,7 GVE per ha), gevolgd door de Kleiregio (1,4 GVE per ha) en Lössregio (1,2 GVE per ha).
Zandregio
De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
Sinds 2000 is de veebezetting in de Zandregio gedaald van 2,3 GVE per ha naar 1,7 GVE per ha in 2024. Het aantal staldieren is gedaald van 0,9 GVE per ha naar 0,4 GVE per ha. Het aantal graasdieren is vrijwel stabiel over de periode 2000-2024.
Kleiregio
De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
Sinds 2000 is de veebezetting in de Kleiregio licht gedaald van 1,6 GVE per ha naar 1,4 GVE per ha in 2024. Het aantal staldieren is gedaald van 0,5 GVE per ha naar 0,3 GVE per ha. Het aantal graasdieren is vrij stabiel over de periode 2000-2024.
Lössregio
De grafieken op deze pagina zijn visueel gepresenteerd en zijn niet goed leesbaar met screenreaders.
Grafiek wordt geladen...
Sinds 2000 is de veebezetting in de Lössregio licht gedaald van 1,4 GVE per ha naar 1,2 GVE per ha in 2024. Het aantal staldieren was in 2000 0,2 GVE per ha, maar in 2024 worden deze nog nauwelijks gehouden op overige dierbedrijven in de Lössregio. Het aantal graasdieren is vrij stabiel over de periode 2000-2024.
Over de indicator
Deze pagina beschrijft het aantal grootvee-eenheden (GVE) per ha cultuurgrond. Het aantal GVE op een bedrijf is de optelsom van het gemiddeld aanwezige aantal landbouwdieren op het bedrijf omgerekend naar de fosfaatproductie van één melkkoe. Basis voor de omrekeningen zijn de fosfaatproductienormen die in 2001 ten tijde van het Mineralenaangiftesysteem (MINAS) werden gehanteerd. Zo telt een kalf voor 0,22 GVE mee in het totaal, en jongvee in de leeftijd van 1-2 jaar voor 0,44 GVE en een vleesvarken voor 0,18 GVE.Bron en getoonde groep bedrijven
De gegevens zijn afkomstig uit de CBS-Landbouwtelling, die het aantal dieren op 1 april vastlegt, tenzij er sprake is van tijdelijke leegstand. In de afgelopen jaren worden de aantallen dieren overgenomen uit registers zoals het I&R-systeem of het KIP-systeem. Bij tijdelijke leegstand op 1 april wordt het jaargemiddelde van het voorgaande jaar gebruikt in plaats van nul dieren, zodat het bedrijf toch een aantal GVE's (grootvee-eenheden) krijgt.Alleen bedrijven die binnen de definitie van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) vallen, worden getoond. Voor deze bedrijven geldt dat ze minimaal 25.000 euro aan standaardopbrengsten moeten hebben en meer dan 10 hectare cultuurgrond moeten bezitten.