Betekenis van de agrosector - Grondgebonden veehouderij |
Relatief lage toegevoegde waarde per arbeidskracht op de primaire bedrijven in de grondgebonden veehouderij
|
7/19/2022
|
Het grondgebonden veehouderijcomplex bestaat uit de gespecialiseerde primaire melkveebedrijven (14.542 in 2020) en de overige graasdierbedrijven (schapen, paarden en geiten; 10.117 bedrijven in 2020), slachterijen, de zuivelindustrie, en de toeleveranciers en distributiebedrijven voor het deel dat deze sectoren aan de primaire grondgebonden veehouderijbedrijven of de verwerkende industrieƫn leveren. Tot de belangrijkste leveranciers van het grondgebonden veehouderijcomplex horen onder meer de loonwerkbedrijven, de kunstmest- en veevoederindustrie en de zakelijke dienstverlening (adviesbureaus, accountants).
|
Toegevoegde waarde grondgebonden veehouderijcomplex De toegevoegde waarde van het grondgebonden veehouderijcomplex bedroeg circa 8,3 mld. euro in 2020. Het aandeel van het grondgebonden veehouderijcomplex in het bruto binnenlands product (bbp) schommelt sinds 2010 rond de 1,2% en bedroeg in 2020 1%. Het aandeel van de primaire sector in de toegevoegde waarde is in 2020 teruggelopen tot 10%. In 2017 lag dit aandeel nog op bijna 25%, wat vooral is toe te schrijven aan de goede melkprijs in 2017 met bijgevolg hoge inkomens voor melkveehouders. Hiertegenover staat dat 2020 gekenmerkt werd door een lage melkprijs en gelijkblijvende kosten. De toelevering is met een aandeel van 51% de grootste schakel en dit aandeel neemt de laatste jaren toe.
In deze berekeningen wordt ervan uitgegaan dat de toegevoegde waarde van het grondgebonden veehouderijcomplex volledig samenhangt met de verwerking van binnenlandse agrarische grondstoffen door de zuivelindustrie; de hoeveelheid geĆÆmporteerde agrarische grondstoffen (melk) is zo klein dat een opsplitsing van het grondgebonden veehouderijcomplex naar binnen- en buitenlandse agrarische grondstoffen niet relevant is.
Werkgelegenheid grondgebonden veehouderijcomplex De totale werkgelegenheid van het grondgebonden veehouderijcomplex lag in 2020 op ongeveer 121.000 arbeidsjaren, waarvan 39% werkgelegenheid is op de primaire bedrijven. Dit aandeel is stabiel en aanzienlijk hoger dan het aandeel van de primaire bedrijven in de toegevoegde waarde van het grondgebonden veehouderijcomplex (circa 10%). Dit duidt op een relatief lage toegevoegde waarde per arbeidskracht op de primaire bedrijven in vergelijking met de andere schakels in het cluster. Na de primaire productie komen de toeleverende bedrijven, met een aandeel van 36% in de totale werkgelegenheid van dit complex. Verwerking was goed voor 15% van de werkgelegenheid en distributie voor 10%.
Wegens een revisie van de cijfers kunnen deze afwijken van eerder gepubliceerde cijfers.
|