Update van resultaten akkerbouwbedrijven |
22-12-2022 |
Voor deze update zijn de resultaten voor de akkerbouwbedrijven waarop het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) gericht is, over 2021 bepaald op basis van een voorlopige set van bedrijfsgegevens. Op de akkerbouwbedrijven waarop het LMM is gericht, zijn in 2021 relatief lage gewasopbrengsten gerealiseerd. Het stikstofbedrijfsoverschot in 2021 komt, gemiddeld over de grondsoortregio’s, uit op 113 kg stikstof per ha. Het gemiddelde stikstofbodemoverschot ligt daar, met 119 kg stikstof per ha, circa 6 kg boven.
Mestgebruik en beregening
De akkerbouwers hebben bij de bemesting in 2021, gemiddeld over de grondsoortregio’s en hectares, 225 kg stikstof per ha gebruikt. Hiervan was 109 kg stikstof per ha afkomstig uit kunstmest en 91 kg per ha uit toegediende dierlijke mest. De andere 25 kg stikstof is via overige organische meststoffen zoals compost op de bodem gebracht. Tussen de grondsoortregio’s varieerde het stikstofgebruik in 2021 van gemiddeld 194 en 210 kg per ha in de Löss- en Zandregio tot 236 kg per ha in de Kleiregio. Sinds de invoering van het gebruiksnormenstelsel in 2006 is in alle regio’s een daling in het gebruik stikstofkunstmest zichtbaar. In de Zandregio daalde de kunstmestgift het sterkst, van gemiddeld 91 kg stikstof per ha in 2006 naar 73 kg in 2021. Dat is echter een toename van 12 kg ten opzichte van het voorgaande jaar (2020: 61 kg). Het stikstofgebruik via dierlijke mest kende in periode 2006-2021 een wisselend verloop. Waar de bedrijven in de Klei- en Lössregio in de periode 2017-2021 geleidelijk minder zijn gaan afnemen, kwam het gebruik door de akkerbouwers in de Zandregio in 2021 juist op een wat hoger niveau te liggen.
Het aandeel van de akkerbouwbedrijven dat beregent is de afgelopen 10 jaar sterk toegenomen. In 2021 zijn op 26% van de bedrijven in de Zandregio en 34% van de bedrijven in de Kleiregio, gewassen beregend. Dat is aanzienlijk minder dan in het jaar ervoor (Zandregio: 56% en Kleiregio: 51%). Vooral in de Kleiregio is de laatste jaren fors in beregeningsinstallaties geïnvesteerd. Door middel van beregening wordt getracht om de droogteschade aan de opbrengst en kwaliteit van gewassen te beperken en de gebruikte meststoffen zo goed mogelijk te benutten.
Steeds minder fosfaatkunstmest gebruikt
Sinds de introductie van het gebruiksnormenstelsel is er duidelijk een dalende trend in de fosfaatoverschotten op akkerbouwbedrijven zichtbaar. De extreme droogte van 2018 doorbrak deze trend met een forse stijging van het overschot naar gemiddeld 22 kg fosfaat per ha. Voor 2021 komt het gemiddelde overschot uit op 16 kg fosfaat per ha, variërend van -3 kg in de Lössregio tot 19 kg per ha in de Kleiregio.
Het gebruik van fosfaat via meststoffen in 2021 komt, gemiddeld over de regio’s, uit op 64 kg fosfaat per ha. Vanwege de differentiatie in gebruiksnormen, is het bemestingsniveau in de Zandregio en Lössregio sinds 2006 op lagere niveaus komen te liggen dan in de Kleiregio.
Benutting op bodemniveau
Op de akkerbouwbedrijven is een grote spreiding in de benutting van nutriënten zichtbaar. Bij stikstof hebben de bedrijven in de Zandregio in 2021 gemiddeld 57% van de op de bodem aangevoerde stikstof benut. Dit is 10 procentpunten meer dan in de Kleiregio, waar de laagste benutting werd gerealiseerd. De fosfaatbenutting bedroeg in 2021, gemiddeld over de grondsoortregio’s, 85%. De hoogste fosfaatbenutting werd behaald in de Lössregio (110%) en de laagste in de Kleiregio (81%). Van de akkerbouwbedrijven behaalde 25% een benuttingsgraad hoger dan 101% terwijl 75% van de akkerbouwbedrijven minstens 60% scoorde. Met het mestbeleid streeft men naar evenwichtsbemesting (inclusief een onvermijdbaar verlies van 5 kg fosfaat per ha) en het verlagen van hoge fosfaatbodemtoestanden.
Volgende update
Bij de eerstvolgende update, naar verwachting in augustus 2023, zullen de resultaten over de bedrijfsvoering in het jaar 2021 worden gepresenteerd op basis van een complete set van bedrijfsgegevens. Daarnaast actualiseren we de artikelen over de opzet en de structuur van de bedrijven met gegevens over het jaar 2022.
Over LMM
Het LMM is ontwikkeld om de effecten van het Nederlandse mestbeleid op de nutriëntenemissies, en vooral de nitraatemissie, uit landbouwbronnen naar het grond- en oppervlaktewater te meten en de effecten van veranderingen in de landbouwpraktijk op deze emissie te volgen. Het RIVM is verantwoordelijk voor de metingen van de waterkwaliteit en Wageningen Economic Research is verantwoordelijk voor de vastlegging van de landbouwpraktijk. Meer informatie over de waterkwaliteit en de gebruikte methoden wordt gegeven op www.rivm.nl.
|