Update resultaten melkveebedrijven |
21-12-2023 |
Hogere bodemoverschotten
In september 2023 zijn diverse artikelen gepubliceerd met de resultaten over het jaar 2021 op basis van een complete set van bedrijven. In deze update worden diverse artikelen gepubliceerd op basis van voorlopige resultaten over het jaar 2022.
Het jaar 2022 was ten opzichte van het voorgaande jaar een droog jaar. Dit is terug te zien in een groter aandeel melkveebedrijven dat beregende en de lagere graslandopbrengsten. Door de matige groeiomstandigheden groeide het gras onvoldoende. De maisopbrengst in de Klei- en Zandregio’s was hoger dan in het voorgaande jaar. Zowel de melkproductie per ha als per koe is in 2022 hoger dan in het voorgaande jaar.
Mestgebruik en beregening
In 2022 is het totale stikstofgebruik door melkveebedrijven in het LMM gemiddeld met circa 3% toegenomen. Het gebruik van stikstof zowel uit kunstmest als dierlijke mest is hoger dan het jaar ervoor. Het stikstofmestgebruik in 2022 is wel lager dan het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren. Het gebruik van fosfaat uit dierlijke mest is in 2022 3 kg per ha lager dan het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren.
Het aandeel van de melkveebedrijven dat beregent, is sinds 2018 toegenomen. In 2021 paste ongeveer 6% van de melkveebedrijven beregening toe. In 2022 was dit aandeel hoger (23%) maar in vergelijking met de gehele periode 2010-2022 aan de hoge kant. Door middel van beregening wordt getracht om de droogteschade aan de opbrengst en kwaliteit van voedergewassen te beperken en de gebruikte meststoffen zo goed mogelijk te benutten. Vanwege de droogte hebben deze bedrijven de gewassen in de periode 2018-2020 en 2022 ook intensiever moeten beregenen. In 2018 was dit gemiddeld 95 mm op de beregende oppervlakte, in 2022 was dit gemiddeld 81 mm. Naast de Zandregio, waar beregening langer gangbaar is, neemt beregening in de Klei- en Veenregio’s ook toe. De gemiddelde graslandopbrengst in 2022 was 23% lager dan het jaar ervoor, de maisopbrengst was echter 6% hoger. In alle regio’s was de graslandopbrengst in 2022 matig, waarbij in de Veenregio de daling het kleinst was.
Overschotten en benuttingsgraad
De fosfaatoverschotten op melkveebedrijven in het LMM zijn in 2022 gestegen naar gemiddeld 14 kg per ha. Dit is hoger dan het vijfjaarlijks gemiddelde van 2017-2021 en vergelijkbaar met het niveau van het fosfaatoverschot in het eveneens droge jaar 2018. In alle regio’s was het fosfaatoverschot hoger dan het jaar ervoor. De afvoer van fosfaat per ha op bedrijfsniveau (2022: 62 kg per ha) is 1 kg per ha lager dan de vijf voorafgaande jaren. Bij een fors hogere aanvoer per ha op bedrijfsniveau (2022: 75 kg fosfaat per ha) dan de voorliggende jaren bedroeg het overschot in 2022 14 kg fosfaat per ha. De benuttingsgraad van fosfaat op bodemniveau bedroeg in 2022 gemiddeld 85%, wat betekent dat niet alle fosfaat toegevoegd aan de bodem wordt onttrokken door het gewas.
Het gemiddelde stikstofbodemoverschot bedroeg in 2022 157 kg N per ha, wat hoger is dan het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren. Dit overschot is ongeveer 30 kg per ha hoger dan in het voorgaande jaar. In 2022 hadden melkveehouders in de Zand- en Lössregio’s een bodemoverschot van gemiddeld 156 kg stikstof per ha. De collega’s in de Kleiregio (151 kg stikstof per ha) zaten daaronder en die in de Veenregio (175 kg stikstof per ha) zaten daar ruim boven. De benuttingsgraad van stikstof op bodemniveau bedroeg in 2022 gemiddeld 64%. De benuttingsgraad op bodemniveau van stikstof is in het algemeen lager dan die van fosfaat omdat bij stikstof vervluchtiging plaatsvindt.
Volgende update
Bij de eerstvolgende update, naar verwachting in augustus 2024, zullen de resultaten over de bedrijfsvoering in het jaar 2022 worden gepresenteerd op basis van een complete set van bedrijfsgegevens. Daarnaast actualiseren we de artikelen over de opzet en de structuur van de bedrijven met het jaar 2023.
Over LMM
Het LMM is ontwikkeld om de effecten van het Nederlandse mestbeleid op de nutriëntenemissies, en vooral de nitraatemissie, uit landbouwbronnen naar het grond- en oppervlaktewater te meten en de effecten van veranderingen in de landbouwpraktijk op deze emissie te volgen. Het RIVM is verantwoordelijk voor de metingen van de waterkwaliteit en Wageningen Economic Research is verantwoordelijk voor de vastlegging van de landbouwpraktijk.
|