Update van resultaten overige dierbedrijven |
23-9-2024 |
De overige dierbedrijven bestaan uit overige rundveebedrijven, combinatie van gewas-veeteeltbedrijven, schapenbedrijven en andere overige dierbedrijven. In deze reeks zijn voor de artikelen die zijn gebaseerd op het Bedrijveninformatienet de resultaten voor 2022 gepubliceerd. Voor de artikelen gebaseerd op de Landbouwtellingsgegevens, zijn de resultaten voor 2023 gepubliceerd.
De overige dierbedrijven waarop het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) is gericht, liggen in de Kleiregio, de Zandregio en de Lössregio. Voor de Lössregio geldt dat er te weinig observaties zijn om over deze grondsoortregio als aparte groep te rapporteren. De observaties zijn wel verwerkt in het totale gemiddelde voor Nederland.
Mestgebruik
De fosfaatbemesting is in 2022 (circa 68 kg/ha) toegenomen ten opzichte van het voorgaande jaar maar afgenomen ten opzichte van het vijfjarig gemiddelde van de periode 2017-2021. Op de overige dierbedrijven waarop het LMM is gericht, is gemiddeld ruim 91% van de gebruikte fosfaat afkomstig uit dierlijke mest. Kunstmest en overige organische meststoffen zoals compost worden in beperkte mate gebruikt. Er zijn wel verschillen tussen grondsoortregio’s.
De stikstofbemesting per ha is in 2022 (circa 247 kg/ha) afgenomen ten opzichte van het voorgaande jaar. Op de overige dierbedrijven waarop het LMM is gericht, is gemiddeld circa 28% van de gebruikte stikstof afkomstig uit kunstmest en circa 70% uit dierlijke mest. Overige organische meststoffen zoals compost worden nauwelijks gebruikt. Net als bij de fosfaatbemesting geldt voor de stikstofbemesting dat er verschillen zijn tussen regio’s.
Overige bedrijfskenmerken
Op overige dierbedrijven in het LMM is de opslagcapaciteit voor mest in 2022 met gemiddeld 11 maanden vergelijkbaar met het voorgaande jaar. Door de jaren heen vertoont de gemiddelde mestopslagcapaciteit flinke schommelingen. Daarnaast zijn er verschillen tussen grondsoortregio’s.
Areaal cultuurgrond
Van de overige dierbedrijven heeft 53% volgens de Landbouwtelling in 2023 10 ha of meer cultuurgrond per bedrijf. In 2023 hebben de overige dierbedrijven waarop het LMM gericht is, gemiddeld circa 39 ha cultuurgrond in gebruik. Van de overige dierbedrijven waarop het LMM is gericht, produceert in 2023 5% biologisch.
Bouwplan
De overige dierbedrijven waarop het LMM is gericht, hebben in de afgelopen jaren een vrij stabiel bouwplan. Gras is in 2023, net als in voorgaande jaren, dominant met 67% van het areaal cultuurgrond.
Veebezetting
Overige bedrijven in het LMM zijn in de periode 2006-2023 gemiddeld in omvang toegenomen, gemeten in aantal grootvee-eenheden (gve). In 2023 waren circa 61 gve aanwezig per bedrijf. De veebezetting (uitgedrukt in fosfaat-gve per ha cultuurgrond) is in 2023 met circa 1,6 gve per ha vrijwel onveranderd ten opzichte van 2006.
Volgende update
Bij de eerstvolgende update, naar verwachting in december 2024, zullen de voorlopige resultaten over de bedrijfsvoering in het jaar 2023 worden bepaald.
Over LMM
Het LMM is ontwikkeld om de effecten van het Nederlandse mestbeleid op de nutriëntenemissies, en vooral de nitraatemissie, uit landbouwbronnen naar het grond- en oppervlaktewater te meten en de effecten van veranderingen in de landbouwpraktijk op deze emissie te volgen. Het RIVM is verantwoordelijk voor de metingen van de waterkwaliteit en Wageningen Economic Research is verantwoordelijk voor de vastlegging van de landbouwpraktijk. Meer informatie over de waterkwaliteit en de gebruikte methoden wordt gegeven op www.rivm.nl.
|