Update van resultaten akkerbouwbedrijven |
21-12-2023 |
Voor deze update zijn de resultaten voor de akkerbouwbedrijven waarop het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) gericht is, over 2022 bepaald op basis van een voorlopige set van bedrijfsgegevens. Op de akkerbouwbedrijven waarop het LMM is gericht, zijn in 2022 relatief hogere gewasopbrengsten gerealiseerd. Het stikstofbedrijfsoverschot in 2022 komt, gemiddeld over de grondsoortregio’s, uit op 92 kg stikstof per ha. Het gemiddelde stikstofbodemoverschot ligt daar, met 99 kg stikstof per ha, circa 7 kg boven. Mestgebruik en beregening
De akkerbouwers hebben bij de bemesting in 2022, gemiddeld over de grondsoortregio’s en hectares, 220 kg stikstof per ha gebruikt. Hiervan was 98 kg stikstof per ha afkomstig uit kunstmest en 95 kg per ha uit toegediende dierlijke mest. De andere 27 kg stikstof is via overige organische meststoffen zoals compost op de bodem gebracht. Tussen de grondsoortregio’s varieerde het stikstofgebruik in 2022 van gemiddeld 186 en 200 kg per ha in de Löss- en Zandregio's tot 231 kg per ha in de Kleiregio. Sinds de invoering van het gebruiksnormenstelsel in 2006 is in alle regio’s een daling in het gebruik stikstofkunstmest zichtbaar. In de Lössregio daalde de kunstmestgift het sterkst, van gemiddeld 150 kg stikstof per ha in 2006 naar 119 kg in 2022. Dat is een afname van 19 kg ten opzichte van het voorgaande jaar (2021: 138 kg). Het stikstofgebruik via dierlijke mest kende in periode 2006-2022 een wisselend verloop. Waar de bedrijven in de Klei- en Lössregio's in de periode 2018-2022 geleidelijk minder zijn gaan afnemen, kwam het gebruik door de akkerbouwers in de Zandregio in 2022 juist op een wat hoger niveau te liggen.
Het aandeel van de akkerbouwbedrijven dat beregent is de afgelopen 10 jaar sterk toegenomen. In 2022 zijn op 60% van de bedrijven in de Zandregio en 48% van de bedrijven in de Kleiregio, gewassen beregend. Dat is meer dan in het jaar ervoor (Zandregio: 17% en Kleiregio: 44%). Door middel van beregening wordt getracht om de droogteschade aan de opbrengst en kwaliteit van gewassen te beperken en de gebruikte meststoffen zo goed mogelijk te benutten.
Steeds minder fosfaatkunstmest gebruikt
Sinds de introductie van het gebruiksnormenstelsel is er duidelijk een dalende trend in de fosfaatoverschotten op akkerbouwbedrijven zichtbaar. De extreme droogte van 2018 doorbrak deze trend met een forse stijging van het overschot naar gemiddeld 22 kg fosfaat per ha. Voor 2022 komt het gemiddelde overschot uit op 10 kg fosfaat per ha, variërend van -3 kg in de Lössregio tot ruim 10 kg per ha in de Kleiregio.
Het gebruik van fosfaat via meststoffen in 2022 komt, gemiddeld over de regio’s, uit op 63 kg fosfaat per ha. Vanwege de differentiatie in gebruiksnormen, is het bemestingsniveau in de Zand- en Lössregio's sinds 2006 op lagere niveaus komen te liggen dan in de Kleiregio.
Benutting op bodemniveau
Op de akkerbouwbedrijven is een grote spreiding in de benutting van nutriënten zichtbaar. Bij stikstof hebben de bedrijven in de Zandregio in 2022 gemiddeld 61% van de op de bodem aangevoerde stikstof benut. Dit is circa 5 procentpunten meer dan in de Kleiregio, waar de laagste benutting werd gerealiseerd. De fosfaatbenutting bedroeg in 2022, gemiddeld over de grondsoortregio’s, 91%. De hoogste fosfaatbenutting werd behaald in de Lössregio (110%) en de laagste in de Zand- en de Kleiregio's (90%). Van de akkerbouwbedrijven behaalde 25% een benuttingsgraad hoger dan 104% terwijl 75% van de akkerbouwbedrijven minstens 73% scoorde. Met het mestbeleid streeft men naar evenwichtsbemesting (inclusief een onvermijdbaar verlies van 5 kg fosfaat per ha) en het verlagen van hoge fosfaatbodemtoestanden.
Volgende update
Bij de eerstvolgende update, naar verwachting in augustus 2024, zullen de resultaten over de bedrijfsvoering in het jaar 2022 worden gepresenteerd op basis van een complete set van bedrijfsgegevens. Daarnaast actualiseren we de artikelen over de opzet en de structuur van de bedrijven met het jaar 2023.
Over LMM
Het LMM is ontwikkeld om de effecten van het Nederlandse mestbeleid op de nutriëntenemissies, en vooral de nitraatemissie, uit landbouwbronnen naar het grond- en oppervlaktewater te meten en de effecten van veranderingen in de landbouwpraktijk op deze emissie te volgen. Het RIVM is verantwoordelijk voor de metingen van de waterkwaliteit en Wageningen Economic Research is verantwoordelijk voor de vastlegging van de landbouwpraktijk.
|