Basismeetnet

Overige dierbedrijven

Gepubliceerd op 26 augustus 2025

Update resultaten overige dierbedrijven

Voor deze update zijn de resultaten voor de overige dierbedrijven waarop het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) gericht is, over 2023 bepaald op basis van een complete set van bedrijfsgegevens. Daarnaast zijn de artikelen over opzet en structuur van de bedrijven geactualiseerd met het jaar 2024.

Mestgebruik

De totale fosfaatbemesting per ha is in 2023 (66 kg/ha) afgenomen (-3 kg/ha) ten opzichte van het voorgaande jaar. Op de overige dierbedrijven waarop het LMM is gericht, is gemiddeld ongeveer 91% van de gebruikte fosfaat afkomstig uit dierlijke mest. Kunstmest en overige organische meststoffen (zoals compost) worden nauwelijks gebruikt met respectievelijk 5% en 4%.

De totale stikstofbemesting per ha is in 2023 (249 kg/ha) afgenomen (-1 kg/ha) ten opzichte van het voorgaande jaar. Op de overige dierbedrijven in het LMM is gemiddeld 31% van de gebruikte stikstof afkomstig uit kunstmest en 67% uit dierlijke mest. Het stikstofkunstmestgebruik per ha in 2023 is aanzienlijk lager (-18 kg/ha) dan het gemiddelde van de vijfvoorgaande jaren. Overige organische meststoffen zoals compost worden nauwelijks gebruikt (2%).

Overige bedrijfskenmerken

Op overige dierbedrijven in het LMM is de opslagcapaciteit voor mest in de periode 2006-2023 toegenomen tot gemiddeld ongeveer 12,7 maanden. Dat is 4,7 maanden meer dan in 2006.

Beregening

Op de overige dierbedrijven waarop het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) gericht is, neemt het aandeel van de bedrijven dat beregent af (24% in 2023 ten opzichte van 27% in 2022). De intensiteit van beregenen (uitgedrukt in millimeters) is in de periode 2010-2023, het hoogst in 2018 met 96 mm. In 2023 is de watergift afgenomen tot 50 mm.

Opzet en structuur

Overige dierbedrijven in het LMM zijn in de periode 2000-2024 gemiddeld in omvang afgenomen, gemeten in aantal grootvee-eenheden (gve). In 2024 lag het totaal aantal fosfaat-gve per bedrijf op ongeveer 61; in 2000 was dit nog 71 fosfaat-gve per bedrijf. In 2024 hebben de overige bedrijven waarop het LMM gericht is, gemiddeld 39 ha cultuurgrond in gebruik. De overige dierbedrijven in het LMM hebben ten opzichte van het voorgaande jaar een vrij stabiel bouwplan. Gras is dominant met ruim twee derde van het areaal cultuurgrond. Het aandeel biologische staldierbedrijven is in 2024 met 4,7% licht toegenomen ten opzichte van het voorgaande jaar (2023: 4,5%). Het aandeel cultuurgrond van biologische overige dierbedrijven ten opzichte van het totaal areaal cultuurgrond is licht gestegen naar 8,9% (2023: 8,3%).

Volgende update

Bij de eerstvolgende update, naar verwachting aan het eind van 2025, zullen de voorlopige resultaten over de bedrijfsvoering in het jaar 2024 worden gepresenteerd. Dan zal ook het artikel over de waterkwaliteit geactualiseerd worden (dat is deze update niet gebeurt).

Over LMM

Het LMM is ontwikkeld om de effecten van het Nederlandse mestbeleid op de nutriƫntenemissies, en vooral de nitraatemissie, uit landbouwbronnen naar het grond- en oppervlaktewater te meten en de effecten van veranderingen in de landbouwpraktijk op deze emissie te volgen. Het RIVM is verantwoordelijk voor de metingen van de waterkwaliteit en Wageningen Social & Economic Research is verantwoordelijk voor de vastlegging van de landbouwpraktijk.