Voor deze update zijn de resultaten voor de staldierbedrijven waarop het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) gericht is, over 2023 bepaald op basis van een complete set van bedrijfsgegevens. Daarnaast zijn de artikelen over opzet en structuur van de bedrijven geactualiseerd met het jaar 2024. Alleen staldierbedrijven in de Zandregio zijn als categorie opgenomen in het LMM.
Mestgebruik
De totale fosfaatbemesting per ha is in 2023 (64 kg/ha) afgenomen (-1 kg/ha) ten opzichte van het voorgaande jaar. Op de staldierbedrijven waarop het LMM is gericht, is gemiddeld ongeveer 95% van de gebruikte fosfaat afkomstig uit dierlijke mest. Kunstmest en overige organische meststoffen (zoals compost) worden nauwelijks gebruikt.
De totale stikstofbemesting per ha is in 2023 (229 kg/ha) afgenomen (-15 kg/ha) ten opzichte van het voorgaande jaar. Op de staldierbedrijven in het LMM is gemiddeld 22% van de gebruikte stikstof afkomstig uit kunstmest en 76% uit dierlijke mest. Het stikstofkunstmestgebruik per ha in 2023 is aanzienlijk lager (-16 kg/ha) dan het gemiddelde van de vijfvoorgaande jaren. Overige organische meststoffen zoals compost worden nauwelijks gebruikt (2%).
Overige bedrijfskenmerken
Op staldierbedrijven in het LMM is de opslagcapaciteit voor mest in de periode 2006-2023 toegenomen tot gemiddeld ongeveer 10,3 maanden. Dat is 1,2 maanden meer dan in 2006.
Beregening
Op de staldierbedrijven waarop het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) gericht is, neemt het aandeel van de bedrijven dat beregent af (17% in 2023 ten opzichte van 20% in 2022). De intensiteit van beregenen (uitgedrukt in millimeters) is in de periode 2010-2023, het hoogst in 2018 met 124 mm. In 2023 is de watergift afgenomen tot 43 mm.
Opzet en structuur
Staldierbedrijven in het LMM zijn in de periode 2000-2024 gemiddeld in omvang ruim verdubbeld, gemeten in aantal grootvee-eenheden (GVE). In 2024 lag het totaal aantal fosfaat-gve per bedrijf op ongeveer 512; in 2000 was dit nog 237 fosfaat-gve per bedrijf. In 2024 hebben de staldierbedrijven waarop het LMM gericht is, gemiddeld 33 ha cultuurgrond in gebruik.
De staldierbedrijven in het LMM hebben in de afgelopen jaren een vrij stabiel bouwplan. Marktbare gewassen (niet-voedergewassen) en gras zijn dominant met elk ruim een derde van het areaal cultuurgrond.
Het aandeel biologische staldierbedrijven is in 2024 met 6,0% stabiel ten opzichte van het voorgaande jaar. Het aandeel cultuurgrond van biologische staldierbedrijven ten opzichte van het totaal areaal cultuurgrond is licht gestegen naar 2,7%.
Volgende update
Bij de eerstvolgende update, naar verwachting aan het eind van 2025, zullen de voorlopige resultaten over de bedrijfsvoering in het jaar 2024 worden gepresenteerd. Dan zal ook het artikel over de waterkwaliteit geactualiseerd worden (dat is deze update niet gebeurt).
Over LMM
Het LMM is ontwikkeld om de effecten van het Nederlandse mestbeleid op de nutriƫntenemissies, en vooral de nitraatemissie, uit landbouwbronnen naar het grond- en oppervlaktewater te meten en de effecten van veranderingen in de landbouwpraktijk op deze emissie te volgen. Het RIVM is verantwoordelijk voor de metingen van de waterkwaliteit en Wageningen Social & Economic Research is verantwoordelijk voor de vastlegging van de landbouwpraktijk.