De voedselprijzen voor de consument schommelen doorgaans veel minder dan de prijzen af boerderij. Kleine tekorten of overschotten van agrarische grondstoffen leiden door lage prijselasticiteiten van de vraag tot grote prijsveranderingen. Deze prijsschommelingen van producten af boerderij worden door de verwerkende industrie gedempt doorgegeven, omdat in de industrieprijs ook andere kosten zijn opgenomen, onder meer voor arbeid, energie en verpakking. De ontwikkeling van die kosten is relatief stabiel. Op haar beurt zorgen de supermarkten voor een dempend prijseffect, omdat contractuele prijsafspraken voor de langere termijn met leveranciers de schommelingen van de afzetprijs van de verwerkende industrie in de tijd afvlakken. Kosten van winkelpersoneel, winkelpanden en gas, water en licht bepalen mede de kostprijs van een consumentenproduct.
De consumentenprijzen van verse groenten, vers fruit en aardappelen schommelen doorgaans meer dan die van vlees, zuivel, eieren en brood. De prijsschommelingen worden bepaald door allerlei factoren: seizoenseffecten (bijvoorbeeld veel aanbod van verse groenten en fruit in de zomer), het aandeel van de grondstoffen in het eindproduct, het aantal bewerkingen dat nodig is om de grondstof te verwerken tot voeding, prijzen van grondstoffen op de wereldmarkt, contractuele prijsafspraken met leveranciers, kosten van het beprijzen, houdbaarheid product en prijsstelling van concurrerende winkels. Deze factoren bepalen hoe de verwerkers en winkeliers omgaan met prijsstijgingen en -dalingen van de grondstoffen.