Lagere bodemoverschotten op melkveebedrijven in 2023
In september 2024 zijn diverse artikelen gepubliceerd met de resultaten over het jaar 2022. In deze update worden de voorlopige resultaten van 2023 gepubliceerd op basis van ongeveer 85% van de uit te werken melkveebedrijven in het Bedrijveninformatienet van Wageningen Social & Economic Research.
Het jaar 2023 was ten opzichte van de periode 2006-2022 een gemiddeld jaar wat betreft grasopbrengsten per ha. De maisopbrengsten per ha waren in 2023 duidelijk hoger dan het gemiddelde van de periode 2006-2022. Vooral de maisopbrengsten in de Löss- en Zandregio waren hoger dan in het voorgaande jaar. Zowel de melkproductie per ha als per koe was in 2023 hoger dan in het voorgaande jaar.
Mestgebruik en beregening
In 2023 is het totale stikstofgebruik door melkveebedrijven in het LMM gemiddeld met ongeveer 1% toegenomen tot ongeveer 328 kg stikstof per ha. Het gebruik van stikstof uit dierlijke mest was lager, terwijl het gebruik van stikstof uit kunstmest hoger was dan het jaar ervoor. Het stikstofmestgebruik in 2023 was wel lager dan het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren. Het gebruik van fosfaat uit dierlijke mest was in 2023 vergelijkbaar met het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren en bedroeg ongeveer 70 kg per ha.
Het aandeel van de melkveebedrijven dat beregent, is sinds 2018 toegenomen. In 2022 paste ongeveer 22% van de melkveebedrijven beregening toe. In 2023 was dit aandeel hoger (28%) ondanks dat het geen ongunstig weerjaar was. Door middel van beregening wordt getracht om de droogteschade aan de opbrengst en kwaliteit van voedergewassen te beperken en de gebruikte meststoffen zo goed mogelijk te benutten. Vanwege de droogte hebben melkveebedrijven de gewassen in de periode 2018-2020 en 2022 ook intensiever moeten beregenen. In 2018 was dit gemiddeld 90 mm op de beregende oppervlakte, in 2022 was dit gemiddeld 82 mm en in 2023 was dit lager (50 mm). Naast de Zandregio, waar beregening langer gangbaar is, neemt beregening in de Klei- en Veenregio ook toe. De gemiddelde graslandopbrengst in 2023 was 15% hoger dan het jaar ervoor, de maisopbrengst was slechts 2,5% hoger. In alle regio’s was de graslandopbrengst in 2023 hoger waarbij in de Lössregio de opbrengst het minst was.
Overschotten en benuttingsgraad
De fosfaatoverschotten op melkveebedrijven in het LMM zijn in 2023 gedaald naar gemiddeld -6 kg per ha welke vergelijkbaar is met de jaren 2014 en 2021. Een negatief overschot betekent dat er per saldo fosfaat onttrokken is aan de bodem. Dit is ongeveer 13 kg per ha lager dan het vijfjaarlijks gemiddelde van 2018-2022. In alle regio’s was het fosfaatoverschot negatief. De afvoer van fosfaat per ha op bedrijfsniveau (2023: 71 kg per ha) is 10 kg per ha hoger dan de vijf voorafgaande jaren. Bij een fors lagere aanvoer per ha op bedrijfsniveau (2023: 65 kg fosfaat per ha) dan de voorliggende jaren bedroeg het tekort in 2023 6 kg fosfaat per ha. De benuttingsgraad van fosfaat op bodemniveau bedroeg in 2023 gemiddeld 114%, wat betekent dat er per saldo fosfaat aan de bodem wordt onttrokken door het gewas.
Het gemiddelde stikstofbodemoverschot bedroeg in 2023 123 kg N per ha, wat het laagste niveau is in de hele periode 1991-2023. Dit overschot is ongeveer 26 kg per ha lager dan het gemiddelde van de vijf voorafgaande jaren. In 2023 hadden melkveehouders in de Zand- en Lössregio een bodemoverschot van respectievelijk 104 en 93 kg stikstof per ha. De collega’s in de Kleiregio (123 kg stikstof per ha) zaten daarboven evenals die in de Veenregio (171 kg stikstof per ha). In de Veenregio speelt de stikstof die vrijkomt bij mineralisatie een rol in het overschot en in de benutting. De benuttingsgraad van stikstof op bodemniveau bedroeg in 2022 gemiddeld 73%. De benuttingsgraad op bodemniveau van stikstof is in het algemeen lager dan die van fosfaat omdat bij stikstof vervluchtiging plaatsvindt.
Volgende update
Bij de eerstvolgende update, naar verwachting in de zomer van 2025, zullen de definitieve resultaten over de bedrijfsvoering in het jaar 2023 worden gepubliceerd. Daarnaast worden ook de resultaten van dieraantallen, arealen en gewassen van 2024 gepubliceerd.
Over LMM
Het LMM is ontwikkeld om de effecten van het Nederlandse mestbeleid op de nutriëntenemissies, en vooral de nitraatemissie, uit landbouwbronnen naar het grond- en oppervlaktewater te meten en de effecten van veranderingen in de landbouwpraktijk op deze emissie te volgen. Het RIVM is verantwoordelijk voor de metingen van de waterkwaliteit en Wageningen Social & Economic Research is verantwoordelijk voor de vastlegging van de landbouwpraktijk.