Basismeetnet

Akkerbouwbedrijven

Gepubliceerd op 17 december 2024

Update resultaten akkerbouw

Deze update beschrijft de voorlopige resultaten over 2023 voor akkerbouwbedrijven waarop het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) gericht is. In 2023 hadden akkerbouwers het niet makkelijk. Het natte voorjaar zorgde ervoor dat zaaien en poten lastig was, en door een nat najaar was het oogsten in sommige regio’s bijna onmogelijk. Vooral in de Kleiregio vielen de gewasopbrengsten flink lager uit dan normaal. Terugkijkend naar de periode 2006-2022, lagen de opbrengsten in 2023 duidelijk onder het gemiddelde. Dit had gevolgen voor de stikstofbalans: minder opbrengst betekent minder afvoer van stikstof, wat leidde tot hogere stikstofoverschotten op bedrijfs- en bodemniveau. In 2023 was het stikstofbedrijfsoverschot gemiddeld 112 kilogram stikstof per ha en het stikstofbodemoverschot 120 kilogram stikstof per ha. Dit is een stijging ten opzichte van 2022, maar vergelijkbaar met het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren.

Stikstofbemesting

De gemiddelde stikstofbemesting in 2023 bedroeg 223 kilogram stikstof per ha. Dit kwam uit dierlijke mest (93 kilogram stikstof per ha), kunstmest (101 kilogram stikstof per ha) en organische meststoffen zoals compost (30 kilogram stikstof per ha). Er waren duidelijke verschillen tussen regio’s. In de Löss- en Zandregio werd gemiddeld 186 tot 201 kilogram stikstof per hectare gebruikt, terwijl dit in de Kleiregio opliep tot 238 kilogram stikstof per ha.

Sinds de invoering van het gebruiksnormenstelsel in 2006 is er veel veranderd. Het gebruik van stikstofkunstmest is met 29 kilogram stikstof per ha gedaald, terwijl het gebruik van dierlijke mest en overige organische meststoffen juist met respectievelijk 8 en 25 kilogram stikstof per ha is gestegen.

Fosfaatbemesting & -bodemoverschot

Het gebruik van fosfaatmeststoffen was in 2023 gemiddeld 60 kilogram fosfaat per ha, een daling van 23 kilogram fosfaat per ha sinds 2006. Door strengere gebruiksnormen is het bemestingsniveau in de Zand- en Lössregio’s lager dan in de Kleiregio.

In 2023 bedroeg het fosfaatbodemoverschot gemiddeld 13 kilogram fosfaat per ha: dit is vergelijkbaar met 2022. Wel kent het fosfaatbodemoverschot een grote variatie tussen regio’s: in de Lössregio was in 2023 een tekort van 9 kilogram fosfaat per ha (dit wordt dan uit de bodemvoorrraad gehaald), terwijl in de Kleiregio het overschot ruim 16 kilogram fosfaat per ha was.

Beregening steeds belangrijker

Beregening wordt in de afgelopen jaren steeds vaker ingezet door akkerbouwers om droogteschade te beperken en meststoffen beter te benutten. Ondanks het natte voor- en najaar, was de zomer van 2023 droog. Hierdoor beregende 54% van de akkerbouwbedrijven hun gewassen, dit is vergelijkbaar met 2022. Maar de hoeveelheid water die werd gegeven – gemiddeld 43 millimeter – was lager dan het gemiddelde in de afgelopen vijf jaar. In 2023 beregende 52% van de bedrijven in de Zandregio, 57% in de Kleiregio en 14% in de Lössregio.

Benutting van meststoffen

De benutting van stikstof en fosfaat op akkerbouwbedrijven was in 2023 wisselend. In de Löss- en Zandregio was de stikstofbenuttingsgraad respectievelijk 57% en 56%, terwijl dit in de Kleiregio slechts 47% was. Fosfaat werd beter benut: gemiddeld 86% over alle regio’s. De Lössregio scoorde hier het hoogst met een benuttingsgraad van 114%, terwijl de Zandregio en Kleiregio een benuttingsgraad van respectievelijk 89% en 82% haalden. In het mestbeleid wordt gestreefd naar evenwichtsbemesting (inclusief een onvermijdbaar verlies van 5 kg fosfaat per ha) en het verlagen van hoge fosfaatbodemtoestanden.

Volgende update

Bij de eerstvolgende update, naar verwachting in de zomer van 2025, zullen de resultaten over de bedrijfsvoering in het jaar 2023 worden gepresenteerd op basis van een complete set van bedrijfsgegevens. Daarnaast actualiseren we de artikelen over de opzet en de structuur van de bedrijven met het jaar 2024.

Over LMM

Het LMM is ontwikkeld om de effecten van het Nederlandse mestbeleid op de nutriëntenemissies, en vooral de nitraatemissie, uit landbouwbronnen naar het grond- en oppervlaktewater te meten en de effecten van veranderingen in de landbouwpraktijk op deze emissie te volgen. Het RIVM is verantwoordelijk voor de metingen van de waterkwaliteit en Wageningen Economic Research is verantwoordelijk voor de vastlegging van de landbouwpraktijk.