Deze update beschrijft de resultaten over 2023 voor akkerbouwbedrijven waarop het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) gericht is. In 2023 hadden akkerbouwers het niet makkelijk. Het natte voorjaar zorgde ervoor dat zaaien en poten lastig was, en door een nat najaar was het oogsten in sommige regio’s bijna onmogelijk. Vooral in de Kleiregio vielen de gewasopbrengsten flink lager uit dan normaal. Terugkijkend naar de periode 2018-2022, lagen de opbrengsten in 2023 veelal onder het gemiddelde. Dit had gevolgen voor de stikstofbalans: minder opbrengst betekent minder afvoer van stikstof, wat leidde tot hogere stikstofoverschotten op bedrijfs- en bodemniveau. In 2023 was het stikstofbedrijfsoverschot gemiddeld 111 kilogram stikstof per ha en het stikstofbodemoverschot 119 kilogram stikstof per ha. Dit is een stijging van het bodemoverschot ten opzichte van 2022, en 6 kg per ha hoger dan het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren.
Stikstofbemesting
De gemiddelde stikstofbemesting in 2023 bedroeg 221 kilogram stikstof per ha. De stikstofbemesting in 2023 bestond uit dierlijke mest (89 kilogram stikstof per ha), kunstmest (103 kilogram stikstof per ha) en organische meststoffen zoals compost (29 kilogram stikstof per ha). Er waren duidelijke verschillen tussen regio’s. In de Löss- en Zandregio werd gemiddeld 183 tot 198 kilogram stikstof per hectare gebruikt, terwijl in de Kleiregio 237 kilogram stikstof per ha werd gebruikt.
Sinds de invoering van het gebruiksnormenstelsel in 2006 is er veel veranderd. Het gebruik van stikstofkunstmest is met 28 kilogram stikstof per ha gedaald, terwijl het gebruik van dierlijke mest en overige organische meststoffen juist met respectievelijk 4 en 25 kilogram stikstof per ha is gestegen.
Fosfaatbemesting & -bodemoverschot
Het gebruik van fosfaatmeststoffen was in 2023 gemiddeld 58 kilogram fosfaat per ha, een daling van 24 kilogram fosfaat per ha ten opzichte van 2006. Door strengere gebruiksnormen is het bemestingsniveau in de Zand- en Lössregio’s lager dan in de Kleiregio.
In 2023 bedroeg het fosfaatbodemoverschot gemiddeld 11 kilogram fosfaat per ha: dit is vergelijkbaar met 2022. Wel kent het fosfaatbodemoverschot een grote variatie tussen regio’s: in de Lössregio was in 2023 een tekort van 13 kilogram fosfaat per ha (dit wordt dan uit de bodemvoorraad gehaald), terwijl in de Kleiregio het overschot ruim 14 kilogram fosfaat per ha was.
Beregening steeds belangrijker
Beregening wordt in de afgelopen jaren steeds vaker ingezet door akkerbouwers om droogteschade te beperken en meststoffen beter te benutten. Ondanks het natte voor- en najaar, was de zomer van 2023 droog. Hierdoor beregende 54% van de akkerbouwbedrijven hun gewassen, dit is vergelijkbaar met 2022. Maar de hoeveelheid water die werd gegeven – gemiddeld 44 millimeter – was lager dan het gemiddelde in de afgelopen vijf jaar. Er zijn verschillen tussen regio’s. In 2023 beregende 57% van de bedrijven in de Zandregio, 54% in de Kleiregio en 19% in de Lössregio.
Benutting van meststoffen
De benutting van stikstof en fosfaat op akkerbouwbedrijven was in 2023 wisselend. In de Löss- en Zandregio was de stikstofbenuttingsgraad respectievelijk 57% en 56%, terwijl dit in de Kleiregio slechts 47% was. Fosfaat werd beter benut: gemiddeld 86% over alle regio’s. De Lössregio scoorde het hoogst met een benuttingsgraad van 115%, terwijl de Zandregio en Kleiregio een benuttingsgraad van respectievelijk 90% en 83% haalden. In het mestbeleid wordt gestreefd naar evenwichtsbemesting (inclusief een onvermijdbaar verlies van 5 kg fosfaat per ha) en het verlagen van hoge fosfaatbodemtoestanden.
Structuur van akkerbouwbedrijven in 2024
In 2024 is er voor het eerst weer een stijging van het gemiddelde areaal cultuurgrond per bedrijf ten opzichte van het voorgaande jaar. Gemiddeld werd 59,4 ha gebruikt waarbij er verschillen zijn tussen de regio’s. In de Kleiregio zijn akkerbouwbedrijven het grootst, gevolgd door de Zandregio. De Lössregio heeft in vergelijking met de andere regio’s de kleinste bedrijven. Op kleigrond wordt veel wintertarwe (20%) en consumptie- en pootaardappelen (samen 23%) geteeld, daarnaast bestaat een groot deel van het areaal uit overige gewassen (24%). In de Lössregio zijn suikerbieten (20%), voedergewassen (20%) en wintertarwe (20%) populair, terwijl ook hier consumptieaardappelen een aanzienlijk aandeel heeft (15%). Op zandgrond is het bouwplan anders: hier is in vergelijking met de andere regio’s in 2024 nog steeds veel ruimte voor zetmeelaardappelen (17%). Daarnaast worden in vergelijking met de andere regio’s meer voedergewassen geteeld op zandgronden, zoals gras en snijmais (25%). In de Zandregio vormen rustgewassen ongeveer 30% van het bedrijfsareaal, terwijl dit percentage in de Klei- en Lössregio aanzienlijk hoger ligt met respectievelijk 45% en bijna 50%.
Volgende update
Bij de eerstvolgende update, naar verwachting aan het eind van 2025, zullen de voorlopige resultaten over de bedrijfsvoering in het jaar 2024 worden gepresenteerd. Dan zal ook het artikel over de waterkwaliteit geactualiseerd worden (dat is deze update niet gebeurt).
Over LMM
Het LMM is ontwikkeld om de effecten van het Nederlandse mestbeleid op de nutriëntenemissies, en vooral de nitraatemissie, uit landbouwbronnen naar het grond- en oppervlaktewater te meten en de effecten van veranderingen in de landbouwpraktijk op deze emissie te volgen. Het RIVM is verantwoordelijk voor de metingen van de waterkwaliteit en Wageningen Social & Economic Research is verantwoordelijk voor de vastlegging van de landbouwpraktijk.